afdeeling daaraan denkt te voldoen. Onderling overleg is daarom een belangrijk onderdeel van de voorbereiding. Men zende met name tijdens de nadering nog veelvuldiger berichten aan den naasthoogeren commandant, dan bij dag reeds wenschelijk is: vele berichten zullen niet aankomen, terwijl alles, wat de aanvoerder bij dag zelf ziet, thans door berichten moet worden vervangen. Elke afdeeling, die het doel bereikt heeft, of niet meer vooruit kan, graaft zich onmiddellijk in, waarbij ook dekking gezocht moet worden, tegen rugvuur van eigen troepen. Tenslotte nog een enkel woord over het tijdstip van aanvallen. Het meest gunstige tijdstip is tegen het aanbreken van den dag, omdat de troepen, na den aanval, dan het kortst in voor hun moreel nadeelige omstandigheden worden gelaten, i) Waar de tijdsbere keningen bij nacht evenwel steeds tegenvallen, komt het ons beter voor, den opzet zoo te kiezen, dat een normaal verloopende aan val 1 a 2 uren vóór zonsopgang kan zijn afgeloopen. Resumeerende komen wij dus tot de volgende hoofdbeginselen voor den nachtaanval: a. Zeer nauwkeurige voorbereiding. b. Geringe troepensterkte; uitgezochte troepen, krachtige leiding. c. Beperkt aanvalsdoel, zoo noodig verschillende aanvalsgroepen. d. Zoo weinig mogelijk vuren; kleine omvattende bewegingen. e. Zware mitrailleurs alleen gereedstellen voor den volgenden dag. .Artillerie als zware mitrailleurs en voor artilleriebestrijding. g. Tijden zeer ruim nemen, zoowel voor opdrachten aan als in de onderdeelen. h. Duidelijke lijnen in het terrein voor scheiding en verband- opnemen. i. Vakken breeder dan de daarin aanvallende troep. f. Veel berichten. Ten aanzien van den verdediger in het nachtgevecht kunnen wij kort zijn. In de eerste plaats geldt voor hem niet de vraag, of het nachtgevecht al dan niet is aan te bevelen: het initiatief berust bij zijn tegenstander en hij heeft zich bij nacht te verdedigen, als dre tegenstander bij nacht aanvalt. De nadeelen van het nachtgevecht spreken voor den verdediger niet zoo duidelijk als voor den aanvaller: zijn hoofdkracht is vuur en hij kan zijn nachtelijk vuur meestal bij dag voorbereiden. De uitwerking zal bij nacht verminderen doch nog steeds van belang 916 Het veel gehoorde motief, dat de verdediger tegen den morgen het meeste last van slaap zal hebben, gaat o. i. in deze streken niet opmen kan bij de meeste nachtoefeningen constateeren, dat de tegen den morgen veelal sterk dalende temperatuur-met name in de bergstreken-op dat tijdstip ieder een op de been brengt.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1928 | | pagina 24