Het touw, dat tevoren aan dien len drijver was verbonden, wordt onmiddellijk door den man, die daarmede belast werd, aan het verst verwijderde piket (bovenstroomsch langs den oever) gebon den op zoodanige wijze dat het touw gemakkelijk te vieren is. De le drijver- en sesakploeg gaan daarna terug om den 3en drijver en het 3e brugvak te halen. ïntusschen is door de 2e drijverploeg den 2den drijver aange voerd, en wordt het nog op den oever liggende uiteinde van het eerste brugvak met zijn achterste bamboe a gelegd tusschen de koppelbamboes b van den 2den drijver en daarna deze drijver even eens te water gelaten, waarna het 2e brugvak dat inmiddels is aangevoerd op gelijke wijze als bij den eersten drijver geschiedde thans op den 2den drijver wordt gelegd en het geheel weer ongeveei 3 Meter van den oever wordt weggeduwd onder viering van het verankertouw. Met deze, zeer snel uit te voeren werkwijze wordt voortgegaan tot de andere oever bereikt is. (fig. 5a en b en foto 4.) Zoodra echter de eerste 2 drijvers te water zijn gelaten, bevestigt de daarvoor aangewezen ploeg, de klaar liggende koppelbamboes aan weerszijden van het dek op de drijvers, zoodat, nadat het laatste vak is aangevoerd, de koppelbamboes reeds allen zijn vastgesjord. Teneinde dit vlug te kunnen doen geschieden, zijn van te voren reeds touwen daarvoor bevestigd aan de koppelbamboes b van de drijvers. Is het laatste brugvak (aan de eigen oever) gelegd, dan is ook de eerste drijver aan de overzijde aangekomen, en wordt tenslotte nog een brugvak (thans te vervoeren over de brug zelf) naar den hnderen oever gedragen, ter verbinding van dien uitersten drijver met den anderen oever. Nu worden de uiteinden van de op de oevers liggende brug- vakken, tegen verschuiving, met piketten vastgezet, waarna dè brug voltooid is, en onmiddellijk voor gebruik gereed. E. Beschouwingen. Na aanvoer van de opgelegde onderdeelen kan het volledig samenstellen van de brug (maken van de brugdrijvers en brugvak- ken, bamboekappen, in orde maken van de oevers enz.) blijkens ervaring, voor een bruglengte van 68 M. geschieden door 50 man in 6 uur. De snelheid van de brugslag zelve is te stellen op 1 a 2 M. per minuut, indien de gedachte opslagplaats niet verder dan 50 a 100 M. van de overgangsplaats is verwijderd. Vergelijkt men hiermee het slaan van een bamboevlotbrug, waar bij de drijvende ondersteuningen van bamboes vervaardigd zijn. In de eerste plaats kan deze brug nooit op verrassende wijze ver vaardigd worden, aangezien een bamboevlotbrug van dezelfde lengte als boven, blijkens ervaring door 50 man in 30 uur geslagen wordt, dat is dus 1 V2 a 2 Meter per uur. 922

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1928 | | pagina 30