constateerden, hetzij in de voorschriften, hetzij in de toepassing daarvan, dan wel zij, die op grond van opgedane ervaring of studie voor zich zelf tot een bevredigende oplossing geraakten, in deze regelen aanleiding zullen vinden hunne overdenkingen en conclusies aan openbaarheid prijs te geven. Hierbij zou dan ook de vraag onder het oog gezien kunnen worden: „hoe een en ander tot haar recht te doen komen bij troepenoefeningen?" Om tot een practisch resultaat te geraken, is het bij overden king van vraagstukken als het onderhavige, gewenscht, de bij zondere factoren, welke zich ten onzent doen gelden, goed in het oog te houden. Bij het toetsen van onze voorschriften aan terzake handelende studies in buitenlandsche periodieken en aan buitenlandsche voorschriften, dienen we dus allereerst te bedenken, dat wij niet kennen een organisatie van lichte troepen, welke de meeste Europeesche legers kennen. We doelen hierbij op de z.g. lichte brigades, ja ook min of meer op de „z.g. groupes de renseignement". De eerste zijn altijd gemengde brigades, ruim voorzien van middelen ter verhooging van de vuurkracht en zullen in de toekomst zonder twijfel geheel of gedeeltelijk gemechaniseerde eenheden zijn, welke samenwerken met machtige luchteskaders. De groupes de renseignement zijn veelal minder machtig uitgerust, maar wat vuurkracht betreft toch mach tiger dan onze eskadrons, welker bewapening, om de hierna nog ter sprake te brengen redenen meer gericht is op de taak „hand having van rust en orde". Eerstgenoemde organisaties worden elders o. m. benut voor het opsporen van vijandelijke troepeneenheden, voor het opnemen van het contact ermede, voor het vaststellen van de samenstelling en sterkte van die troepeneenheden, voor het onderhouden van de voeling en voor het eventueel vertragen van des tegenstanders opmarsch om van het verstoren van de concentratie maar niet te spreken. We kunnen het slechts logisch noemen, dat wij gezien de beperkte taak welke onze weermacht is en ook moet worden opgedragen, een dergelijke organisatie niet kennen en ook niet wenschen. Immers wij kennen geen landgrenzen, we hebben geen gevaar te duchten dat troepenonderdeelen van een vijandig gezinden nabuur, bij wijze van overvalling de grenzen overschrijden. Onze grens (aan Java denkend) wordt gevormd door een kust lijn, welke den neutraliteitsschender slechts op bepaalde punten gelegenheid biedt om troepen aan wal te zetten, terwijl mag worden aangenomen, dat de nadering vanden vijand zijn transport- vloot door een parate en voor die taak ook alleszins be rekende zeemacht geruimen tijd van te voren zal worden gemeld. 928

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1928 | | pagina 36