belangrijke rol ten deel kunnen vallen, doch die rol zal dan al
dadelijk een beveiligend karakter dragen.
Het vorenstaande, dat wel is waar onzen lezers geenszins
onbekend is, doch dat tot juist begrip van den hierna te ontwikkelen
gedachtengang voorop is gesteld, moge dienen als aanwijzing, dat
we ons zorgvuldig moeten hoeden voor, neen geheel moeten los
maken van- hetgeen in de buitenlandsche literatuur en in de vreemde
voorschriften wordt verkondigden bij manoeuvres in den vreemde
wordt vertoond.
We hebben ons dan ook in vroeger jaren (men sla eens na
het orgaan van de Indische Krijgskundige Vereeniging 1914
No. 40 en 41 „Welke wijzigingen zijn in het V. V. en in de G. H.
gewenscht, voor wat betreft het gebruik van de Cavalerie") wel
eens verwonderd over de diepgaande debatten welke wel gevoerd
werden over den strategischen en den tactischen verkenningsdienst
van de cavalerie h. 1.1. en over de hardnekkige gevechten welke
geleverd werden om bolwerken als „ophelderende"-en (of) „verken
nende" cavalerie.
In den uitzonderingstoestand, waarin we verkeeren schuilt de
reden, dat het Indische leger geen behoefte heeft aan een „leger"
cavalerie, dat we de taak van de cavalerie kunnen beperken en
dat de bewapening onzer cavalerie een lichtere minder of geen
mitrailleurs, minder lichte automatische wapenen kan zijn dan
elders.
Er zijn evenwel nog andere factoren welke de organisatie van
de Indische cavalerie beïnvloeden, factoren van overwegenden
aard.
We denken hierbij aan de onlangs bekend gestelde grondslagen
voor de verdediging, waarvan, als bekend, punt 6 luidt:
„De sterkte van het Leger, daaronder begrepen de Europeesche
militie, aan infanterie wordt bepaald door hetgeen noodig is voor
de vervulling van de sub la (zie hierna) bedoelde taak.
Voor zoover de infanterie op Java is gelegerd, wordt zij ge
organiseerd, bewapend en uitgerust, alsmede versterkt met hulp
wapens en diensten, voor de neutraliteitshandhavingenz."
Ten onrechte moet hieruit worden geconcludeerd, dat de cavalerie
behoort tot de hulpwapens en diensten, noodig uitsluitend
voor de neutraliteitshandhaving.
Ook dit wapen is onmisbaar voor de taak, genoemd in sub
la, welke haar omschrijving vond in de volgende bewoor
dingen
„handhaving van het Nederlandsch gezag in den Archipel tegen
onrust of verzet binnen de grenzen verzekering van rust en orde".
Immers ook van de cavalerie kan neen moet worden ge
zegd, dat de sterkte van het wapen wordt bepaald door heigeen
noodig is voor de handhaving van het Nederlandsch gezagvoor
de verzekering van rust en orde.
930