Deze uitspraak vond reeds erkenning van Regeeringszijde, waar de Regeering bij het legerherstel in het belang van de handhaving van rust en orde ertoe besloot om ook de cavalerie-eenheden op oordeelkundige sterkte te brengen. We lezen toch in het Wetenschappelijk Jaarbericht onzer Veree- niging in Hoofdstuk i van de Jaargang 1927: „Hoewel de toestand van's lands geldmiddelen nog steeds noopt tot het betrachten van groote zuinigheid, hebben de gebeurtenissen in November 1926 de noodwendigheid aangetoond om tot een niet onaanzienlijke versterking van het leger, in het bijzonder van de infanterie te besluiten. De Regeering heeft dan ook niet geaarzeld tot een zoodanige versterking van het leger over te gaan, dat thans met gerustheid kan worden verklaard, dat de legersterkte voldoende is te achten om redelijke waarborgen te bieden, dat rust en orde in deze gewesten onder alle omstandigheden kun nen worden gehandhaafd" en daarna bij de opsomming van de tot stand gekomen wij zigingen in de legersamenstelling onder het hoofd „cavalerie" „Reeds in het vorig Wetenschappelijk Jaarbericht werd aan gekondigd, dat ook het wapen der cavalerie eenige uitbreiding zou ondergaan. Deze uitbreiding kwam mede tot stand bij het hoogergenoemd Gouvernementsbesluit (bedoeld is dat van Sep tember 1927 No. 12). Zij omvat een vermeerdering van de sterkte van elk eskadron met 17 cavaleristen en 17 troepenpaarden". Hieruit blijkt wel ten duidelijkste, dat men goed doet om ten aanzien van de organisatie van de cavalerie, het bovenomschreven standpunt in te nemen. De oorspronkelijke sterkte is te gering gebleken om aan mogelijke gebeurtenissen het hoofd te kunnen bieden. Daarom werd ze versterkt. Voor het doel „vervulling van den militairen plicht als lid van de Volkengemeenschap tegenover andere volken" is der halve geen man en geen paard extra uitgetrokken. De cava lerie rekent derhalve niet onder de hulpwapens en diensten welke speciaal voor de neutraliteitshandhaving zullen zijn te organiseeren. Blijft men nu dit standpunt handhaven en er is o. i. geen reden om het te verlaten, dan volgt daaruit dat, wanneer ons onverhoopt de noodzakelijkheid wordt opgedrongen om met de wapenen in de hand de neutraliteit te handhaven, we erop zullen moeten rekenen dat we groote zuinigheid zulen moeten betrachten met het geven van opdrachten aan de cavalerie. Het is toch geenszins uitgesloten dat in dat geval nog een deel van de cavalerie zal moeten worden afgezonderd voor de hand having van rust en orde. Wat nu te zeggen van het tactisch gebruik van ons ruiterwapen, bij het vervullen van den militairen plicht als lid van de Volkenge- 931

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1928 | | pagina 39