meenschap tegenover andere volken, dus voor de neutrailteitshand- having of m.a.w. voor een eventueel optreden tegen vreemd geweld Het A.T.V. houdt bij het geven van de grondregels, welke de richting van ons handelen moeten bepalen, uiteraard ook voor het gebruik van onze cavalerie rekening met de omstandigheden, zooals die zich hier te lande voordoen. Daarbij treden dan, naast de hiervoor besproken factoren, de geringe sterkte, de lichte bewapening en de onmogelijkheid van aanvulling (inzonderheid van het paardenmateriaal) op den voorgrond. In het Wetenschappelijk |aarbericht (I. K. V.) 1926 wordt, met verwijzing naar het gevechtsvoorschrift der cavalerie, ten aanzien van de sterkte of juister de gevechtskracht van de cavalerie opgemerkt: „Als men bedenkt, dat de geheele Indische cavalerie, wat ge vechtskracht (misschien was het beter geweest te spreken van vuurkracht. C') aangaat, in aanmerking komt voor vergelijking met een detachement van twee compagnieën infanterie, dan klinkt een voorschrift „steeds moet zij ervan doordrongen zijn, dat slechts de manoeuvre en nimmer het vuur tot eene beslissing kan leiden" vreemd. Wij zouden daarvoor in de plaats willen stellen dat zij nimmer een beslissing zal behoeven te zoeken, doch dat haar taak zich bepaalt tot het vaststellen van de aanwezigheid, sterkte, opstelling en aard van den vijand en het tijdig melden van het waargenomene. Dit is geen gebrek aan waardeering, integendeel een aansporing voor commandanten van gemengde onderdeelen,om onze cavalerie in staat te stellen te voldoen aan de van haar te vorderen taak: „beveiligen en verkennen". Het is zonder twijfel juist, dat het vuur nimmer tot de beslissing kan leiden, doch ook zal wel niemand bezwaren hebben tegen de bewering, dat in het gevecht de manoeuvre gesteund moet worden door vuur. Is nu de totale sterkte zoo gering dat zelfs geen krachtig vuur kan worden ontwikkeld, dan blijft er van de manoeuvre niet veel over. Ze kan slechts tot eigen ondergang leiden. Inderdaad wordt ook dan een beslissing verkregen doch dan een beslissing welke gelijk staat aan zelfvernietiging. Het zij verre van ons om de waarde van de cavalerie uit te meten naar haar vuurkracht, integendeel wenschen we in de eerste plaats partij te trekken van de bijzondere capaciteiten van het ruiterwapen, welke capaciteiten in het oude velddienstvoor schrift zou juist werden omschreven met de woorden: „door hare snelheid van beweging gepaard aan de geschiktheid om zich door het terrein te bewegen is de cavalerieenz." Wel willen we vorenstaand betoog benutten om aan te toonen dat onze cavalerie zich niet eigent voor opdrachten, voor de uit voering waarvan weerstand moet worden geboden of weerstand moet worden overwonnen. 932

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1928 | | pagina 40