Volgens het A. T. V. zouden al deze verkenningen verricht moeten worden door patrouilles (infanterie, cavalerie of wielrij ders) voor wat betreft de cavalerie ter sterkte van ten hoogste '/2 peloton. Hoe is het nu gesteld met, wat wij in aansluiting met het vorenstaande zouden willen noemen de verkenningen in eersten termijn dat zijn dus de verkenningen, welke den troepencom mandant gegevens moeten verschaffen vóór het nemen van zijn besluit. Het A T. V. maakt zich hiervan eigenlijk wel wat erg gemak kelijk af. We lezen toch in punt 6 (1) o.m. dat de bevelhebber het nemen van zijn besluit niet moet uitstellen tot hem alle in lichtingen, welke hem den toestand volkomen duidelijk moeten maken, hebben bereikt, en verder in punt 6 (2), dat we van wege het hooge moreel dat er uit spreekt mogen aanhalen „Wanneer een gevecht op handen is, kan de grondslag voor het eigen besluit alleen zijn de eigen opdracht of de zichzelf gestelde taak, terwijl het eigen inzicht in den tactischen toestand goed of fout gegrond op de reeds bekende inlichtingen en de (in hoofdzaak naar de kaart te beoordeelen) terreinomstandigheden voldoende moeten zijn om enz." Wij hebben ons afgevraagd of deze punten, althans bij oefe ningen, niet meermalen oorzaak zijn geweest, dat men, plus roya list que le roi, nog verder gaat dan punt 6 (1) aangeeft en zich zóó beijvert om het verwijt „te lang gewacht op berichten en te lang gewacht met het nemen van een besluit" te ontgaan, dat men begint met het nemen van het besluit en daarna eerst begint met verkennen om nadere inlichtingen te krijgen. M. a. w. men slaat gemakshalve en terwille van de vlotheid de verkenningen in eersten termijn maar over. Bij oefeningen wordt deze wijze van handelen dikwerf nog aangemoedigd, doordat de veronderstelde vliegeniers, voorkómend als altijd ondanks het feit dat de wederzijdsche luchtmachten elkaar „in evenwicht houden", ja dikwijls zelfs ondanks het feit dat de „roode luchtmacht overmachtig" is verondersteld een hoe veelheid juiste berichten dikwijls gaande tot in details binnen brengen om van te watertanden. Wat denken onze, niet veronderstelde, waarnemers van die vele mooie berichten, somstijds binnen gebracht in den vroegen morgen b. v. tusschen 6 en 6.30 v. m.? Zouden we op die wijze niet een gevaarlijken weg bewandelen? We wagen het niet om deze vraag maar dadelijk bevestigend te beantwoorden, omdat daarvoor practische oorlogservaring noodig zou zijn, maar evenmin durven we het aan om er eene pertinente ontkenning op te doen volgen. Het zou ons te ver voeren om in dit verband het gevecht bij Ethe (22 Augustus 1914 zie b. v. Revue de Cavalerie; Januari- Februari 1927) te gaan bespreken, doch wel mogen we eraan 936

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1928 | | pagina 44