herinneren, dat dit gevecht een typisch voorbeeld oplevert van de
nadeelige gevolgen van een op te geringen afstand vóór de infan
terie optredende cavalerie, terwijl mede het typeerende is dat de
dag van de débacle een mistige dag was en dus een beroep op de
luchtverkenning misplaatst zou zijn.
Voor de verkenningen in eersten termijn als bovenbedoeld zouden
wij gaarne een deel, een belangrijk deel, van de cavalerie willen
bestemmen, welk deel dan zoo noodig (dat zal wel altijd het geval
zijn) en zoo mogelijk gesteund zou moeten worden door wielrijders
of kleine infanterie-afdeelingen vervoerd op auto's.
Die verkennende afdeelingen zouden aannemende dat de ont
moeting met den tegenstander in den loop van den dag verwacht kan
worden moeten vaststellen: „waar bevindt zich vijandelijke in
fanterie op (nabij) den marschweg". Hierbij moet dan uiteraard
de verkenning zoover worden doorgezet, dat althans worde vast
gesteld dat de waargenomen infanterie sterker is dan dat ze uit
enkele vooruitgeschoven kleine eenheden bestaat; vaststellen van
sterkte en samenstelling van den vijand achten wij evenwel uitge
sloten en eigenlijk niet strikt noodzakelijk.
Een positief bericht in aangegeven zin geeft den bevelhebber
gegevens voor het nemen van zijn besluit om tot ontplooiing over
te gaan; daarnaast heeft hij in het belang van de verdere actie nog
tal van andere inlichtingen noodig voor de doeltreffende uitvoering
van zijn genomen besluit, zooals b. v. over welke uitgebreidheid
heeft de tegenstander zich ontplooid; hoe is het terrein waarin
moet worden geageerd; (de kaart geeft immers niet alle tactische
merites van het terrein, waar deze b. v. afhankelijk zijn van bebou
wing, van bevloeiing e. d.) hoe is het gesteld met de begaanbaarheid
van de wegen (bruggen); enz.
Bij een oprukkende troepenmacht, welke aanraking met den
tegenstander verwacht, stellen we ons de verrichtingen van die
„verkennende" cavalerie niet veel anders voor dan vóór de troepen
uitmarcheeren totdat op den vijand wordt gestooten (waarbij dan
voor zooveel noodig tevens gegevens aangaande het terrein worden
verzameld). Daarna komt de moeilijke taak om te onderzoeken uit
welke wapensoort die vijand bestaat, het zoeken naar de vijandelijke
infanterie dus. Veelal zal men hierbij den marschweg moeten ver
laten, al zal men dan ook trachten zich niet te ver daarvan te verwij
deren.
Eenmaal op vijandelijke infanterie gestooten of overal door
krachtig vuur afgewezen, zal de cavalerie verder van den marschweg
of buiten de marschstrook moeten uitbuigen om de breedte van
's vijands marschstrook of de uitgebreidheid van zijn opstelling vast
te stellen.
Gezien alweer de geringe gevechtskracht van de cavalerie zal
zij al spoedig zoo in hare bewegingen worden belemmerd en zal
haar marschsnelheid zoo ongunstig worden beïnvloed, dat de af-
937