stand tot de eigen infanterie zich verkleint, in welk stadium de
verkenning noodgedrongen voor een belangrijk deel, automatisch
overgaat op de infanterie-patrouilles.
Hoewel in dit stadium de taak van de cavalerie als het ware
geleidelijk overgaat van verkennen in beveiligen, zal toch ook nu
nog aan het verkennen aandacht moeten worden geschonken, n. 1.
om gegevens te verzamelen, welke de commandant voor de verdere
uitvoering van zijn taak noodig heeft te weten.
Laatstbedoelde verkenningen behooren dan reeds tot die welke
hiervóór werden aangemerkt als verkenningen in tweeden termijn.
Het zullen verkenningen zijn op korteren afstand, evenals die welke
later noodig zullen blijken tijdens het eigenlijke gevecht. Deze
verkenningen zullen veelvuldig door kleine patrouilles worden gere
den, waarvan slechts een klein gedeelte succes zal hebben. Deze
patrouilles zullen hun kracht moeten zoeken in groote bewegings
vrijheid, snelheid en list.
De verkenningen in eersten termijn evenwel, zullen, zooals wij
den toestand zien, veelal op betrekkelijk grooten afstand 10,15,20
K. M. plaats vinden. Enkele kleine patrouilles eigenen zich daar
voor minder, omdat deze zich niet meer in zelfstandige patrouilles
kunnen splitsen, terwijl ook de tijdige berichtgeving daarbij niet ver
zekerd is. Een sterk-ere afdeeling, een eskadron b. v., zal zich
kunnen splitsen in 6 kleine patrouilles, welke naar een te voren
overwogen plan tegelijkertijd in verschillende richtingen de ver
kenning (het zoeken naar vijandelijke infanterie) inzetten en z. n.
het geconstateerde rechtstreeks en met de geheele patrouille melden
ter plaatse waar zulks is gelast.
De verkenning tijdens het eigenlijke gevecht moge korte bespre
king vinden onder het hoofd „beveiliging".
De beveiliging.
Het doel der beveiliging is volgens het A. T. V.:
a. 's vijands verkenning verhinderen;
b. tijdig waarschuwen voor gevaar;
c. tijd en ruimte verschaffen voor eene doeltreffende groepeering
van de troepen voor het gevecht;
d. de uitvoering van de eigen plannen verzekeren.
Deze omschrijving moet uiteraard worden opgevat als gevende
het doel van de beveiliging in het algemeen, dus van de rnarsch-
de rust- en de gevechtsbeveiliging, welke voor troepeneenheden van
eenige sterkte worden bewerkstelligd door bepaald daartoe aange
wezen detachementen, (voorhoede, voorposten b. v.) welke op hun
beurt zich doen beveiligen door kleinere eenheden, als norm uit
sluitend bestaande uit infanterie, uit cavalerie of soms uit beide
wapensoorten.
Al dadelijk doet zich bij de beschouwing van vorenomschreven
algemeen doel de vraag voor: „moeten de onderdeelen van het
938