beveiligencf orgaan ieder voor zich aan elk der onder a tot en met d genoemde punten aandacht schenken of moet een verdeelin°' van arbeid worden toegepast in dien zin dat b. v. sommige punten uitsluitend of bij voorkeur uitsluitend, tot het domein van de cava lerie behooren?" Het antwoord op deze vraag kunnen we oogenschijnlijk -- afleiden uit punt 34, waarin we lezen: „De hoofdtaak der beveiligende cavalerie omvat: het tijdig waar schuwen voor gevaar, het verdrijven van vijandelijke ruiterpatrouil- les en de berichtgeving"'. We spraken van „oogenschijnlijk", want het is toch nog wel aan twijfel onderhevig of we mogen concludeeren dat de cavalerie zich mag bepalen tot de punten a en b hiervoor genoemd. We zijn een andere meening toegedaan, niettegenstaande men ons voor de voeten kan werpen, dat uit punt 36(1) glashelder blijkt, dat het voorschrift bepaaldelijk genoemde conclusie wenscht. Genoemd punt 36(1) toch leert ons: De afstand van de beveiligende cavalerie tot de met overeenkomstige taak belaste infanterie regelt zich naar de omstandigheden, waarbij eenerzijds als eisch geldt, dat de infanterie zich tijdig moet kunnen voorbereiden op mogelijk gevaar, inzonderheid van beschieting met mitrailleurs, terwijl anderzijds de cavalerie intijds moet kunnen worden ondersteund door infanterie-patrouilles, om te voorkomen, dat zij door 's vijands ruiterij wordt veronzijdigd". Zou werkelijk de cavalerie zich bij de beveiliging uitsluitend moeten bepalen tot het waarschuwen voor gevaar voor beschieting? Het verdrijven van vijandelijke ruiterpatrouilles het beletten van 's vijands verkenning dus kunnen we na lezing van punt 36 (1) alzoo buiten beschouwing laten, waar het A. T. V. zelf daarin weinig vertrouwen blijkt te hebben; het voorschrift geeft immers zelf aaip dat de cavalerie intijds moet kunnen worden ondersteund door in fanterie-patrouilles, om te voorkomen, dat zij door 's vijands ruiterij wordt veronzijdigd. Men neemt dus aan, dat de eigen cavalerie niet is opgewassen tegen die van den tegenstander. Ondanks al die aanwijzingen zouden we de taak van de cavalerie ruimer willen opvatten. Bij al hare handelingen toch moet de cavalerie de beveiligende cavalerie wel te verstaan zich laten leiden, niet door het de details regelende punt 34, maar door het leiding gevende punt, dat het doel der beveiliging omschrijft. We achten het toelaatbaar deze meening te huldigen, waar ook de commandant van een beveiligende cavalerie-afdeeling, hoe klein die afdeeling ook moge zijn, zich bij de uitvoering van een hem opgedragen taak voor alles behoort af te vragen: „waar gaat het om". Altijd bevat punt 30, dat het doel van zijn taak omschrijft, voor hem het antwoord op die vraag. We betreuren daarom wel eenigszins het voorschrift, dat, bij het bepalen van den afstand, waarop de beveiligende cavalerie zich 939

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1928 | | pagina 47