Kort relaas van de aanbieding van het Huldeblijk van de Officieren van het Nederlandsch-Indische Leger aan H. M. de Koningin op 19 September 1928 te 11 uur v. m. in het Paleis aan het Noordeinde. Nadat de deputatie bestaande uit: J. Peters, kolonel der Infan terie, P. Cool, dirigeerend officier van gezondheid 1ste klasse, J. A. van Helsdingen, Majoor van den Generalen Staf, C. H. van Doornum, Ritmeester der Cavalerie en S. N. W. Vogelezang, Kapi tein der Infanterie, benevens de Directrice der Nederlandsche Kunstweefschool, Mevrouw Laman Trip, in de audiëntiezaal tegen over het opgespannen gobelin waren opgesteld, kwamen H. M. de Koningin vergezeld van Z. K. H. Prins Hendrik en H. K. H. Prinses Juliana met gevolg binnen en werd het Hoofd van de deputatie aan H. M. voorgesteld. Hierna presenteerde het Hoofd op verzoek van H. M. Haar ook de andere leden van de deputatie en werd intus- schen de geheele deputatie ook aan den Prins en de Prinses voor gesteld. Vervolgens sprak het Hoofd der deputatie de volgende rede uit: „Majesteit". „In de eerste plaats zij het mij vergund Uwe Majesteit den eer biedigen dank van het Ned.-Ind. Officierskorps te betuigen voor „het feit, dat U wel heeft willen goedvinden, dat het gobelin „nu het na moeizamen arbeid eindelijk gereed is gekomen aan „U mag worden aangeboden door onze deputatie, die het voorrecht „geniet, hierbij het geheele Officierskorps van het Indische Leger „te vertegenwoordigen. „Zooals U reeds bekend is, ligt aan de op het gobelin in tee- „kening gebrachte voorstellingen de gedachte ten grondslag, om „symbolisch uit te beelden de enorme vlucht, welke cultures, land bouw, handel, nijverheid en andere bronnen van welvaart in Indië „hebben genomen tijdens Uwer Majesteits gezegende regeerings- „periode en hoe daarbij het Leger, als beschermer van rust en orde, „op gepaste wijze heeft mogen medewerken. Helaas kan daarbij, „ook in de jongste jaren, het wapengeweld nog niet geheel worden „gemist, maar ook in dit opzicht valt gedurende Uwe regeerings- „periode Goddank groote vooruitgang te constateeren. „Majesteit, het zij mij thans vergund U uit naam van ons Korps „het gobelin aan te bieden als een blijk van onze eerbiedige hulde „voor het wijs beleid, waarmede onder Uwe opperste leiding Indië „tot ontwikkeling is en wordt gebracht, tot welzijn zoowel van de „Inheemsche bevolking als van ons geheele Vaderland. Voorts „hopen wij, dat het Uwe Majesteit moge behagen dit huldeblijk „tevens te aanvaarden als een bewijs van de aanhankelijkheid van „ons Korps aan Uwe Majesteit en van de onwankelbare trouw en „verknochtheid van ons geheele Leger aan U en Uw Huis." 948

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1928 | | pagina 56