Hierna bedankte H. M. op gevoelvolle wijze en gaf uiting aan
Hare gevoelens van waardeering, waarbij Zij o. a. aanstipte, dat
Zij zich bijzonder verheugde in de welvaart en den gestadigen
vooruitgang van Indië, welk land zooals bekend steeds Hare
volle belangstelling heeft en dat Zij alles wat het Indische Leger
heeft bijgedragen tot deze ontwikkeling steeds op hoogen prijs
heeft gesteld. Voorts liet H. M. blijken van Hare gevoelens van
sympathie en waardeering voor de Indische Officieren, die bij zoo
vele gelegenheden daadwerkelijk toonden, hoe veel zij voor het
welzijn van den Staat over hebben en zeide, dat het Haar zeer
aangenaam trof ook van hen een huldeblijk te ontvangen. Ten slotte
reikte H. M. het Hoofd der deputatie de hand met het verzoek, wel
Hare bijzonderen dank aan alle schenkers te willen overbrengen.
Ingevolge verzoek van H. M. gaf het Hoofd der deputatie hierna
een korte uiteenzetting van de beteekenis der verschillende op het
gobelin voorkomende voorstellingen, waarbij H. M. van Hare hooge
belangstelling tot zelfs voor details deed blijken. Ook liet H. M.
nog uitkomen, dat het Haar bijzonder sympathiek was, dat het
gobelin een mooi product van nationale kunstnijverheid vormde.
Vervolgens onderhielden H. M. en de andere Leden van het Vor
stelijk Huis zich zeer geruimen tijd met alle deputanten. Bij deze
gelegenheid zeide H. M. onder meer, dat Zij het jammer vond, dat
de schenkers nu niets van het gobelin zouden zien, waarop het
Hoofd van de deputatie antwoordde, dat een photografie van het
doek was genomen en dat getracht zou worden een reproductie
daarvan in de vaktijdschriften te plaatsen of op andere wijze ter
beschikking van de schenkers te stellen.
Bij het afscheid herhaalde H. M. nogmaals het verzoek aan het
Hoofd der deputatie om Haar dank aan alle Officieren van het
Indische Leger te doen overbrengen.
's Gravenhage, den 19den September 1928.
Het Hoofd der deputatie,
(w. g.) PETERS.
949