953 Indische Gids Augustus 1928. Uit een enthousiast artikel van Johan Koning Radiopraatjes met Indië" mogen we curiositeitshalve aanhalen „Even later telefoneerden we met iemand in de stad, een paar straten ver en we riepen: „hallo, hallo, praat toch wat duidelijker, je bent zoo ver weg." „De stem van Indië zat ons nog in 't oor Indische Gids September 1928. Met bijzonder veel genoegen mogen we de aandacht vestigen op een bijdrage van den Luitenant-Generaal b.d. van het Indische leger H. Bakker „De Koninklijke Militair e Academie te Breda", gevende een beknopte ge schiedenis van deze 100-jaDge inrichting. Deze bijdrage wordt in de volgende aflevering beëindigd. Orgaan van de Vereeniging van officieren van de Nederlandsche Landmacht September 1928. Uit de rubriek Uit de pers" nemen we over: „Ook de gedachte der nationale ontwapening is niet enkelvoudig. „De leuze geeft wel is waar een beginsel en een doel aan, maar zij wijst „niet zonder nader onderzoek den weg, die van beginsel naar doel leidt, zij bepaalt „ook niet de middelen, die op dien weg moeten worden aangewend. Evenmin „stelt zij de consequenties vast, die uit het beginsel moeten voortvloeien". Deze aanhaling is ontleend aan een artikel in de Socialistische Gids" van Juni 1928 getiteld: „Uit congres besluit over mobilisatie" en van de hand van lr. Albarda. De redactie van het orgaan van de V. O. N. L. bezigt in dit verband de woorden„Er is meer vreugde over een bekeerden zondaar Ook ons doet het veel genoegen, dat men ook van socialistische zijde gaat inzien, dat aan ontwapening meer vastzit dan het uiten van een schoon klin kende leuze. 11. OVERZICHT BUITENLANDSCHE TIJDSCHRIFTEN. La Revue d'Infanterie. Juli '28. Lieut, colonel A. Grasset komt in zijne studie, getiteld „Les combats de Breny et d'Armentières" tot de conclusie, dat het steeds noodig blijkt, in de lange perioden van vrede, telkens weer den nadruk te leggen op enkele oorlogservaringen, welke steeds weer vergeten worden. Schr. doelt hier in het bijzonder op de beheerschende beteekenis van het vuur, waaraan bij oefeningen slechts dan aandacht wordt besteed, „quand il ne gêne pas tropl'emploi du temps". Schr. legt er den nadruk op, dat „tout gradé d'infanterie doit avoir gravé dans l'esprit en Iettres de feu „L'offensive, c'est le feu qui marche; la défensive, c'est le feu qui arrête; Ia manoeuvre, c'est le feu qui déplace". Commandant Cailie geeft een studie van een „Passage de rivière par l'In- fanterie", waarin hij wijst op de noodzakelijke, minutieuse voorbereiding als voorwaarde voor het succes. „Vétude par I'infanterie de la progression sous le feu de Vartillcrie" door Lafarque (zie I. M. T. '28 blz. 886) brengt ons thans voorbeel den van afdeelingen, welke onder verschillende omstandigheden terreinen hebben moeten doorschrijden onder art. vuur. Schr. toont aan, hoe men alleen met een soepele aanpassing aan het terrein en een snelle aanvoeling van de gevechtsomstandigheden, tot uiting komende in een opvolging van steeds veranderende formaties, in staat is de voorwaartsche beweging onder art. vuur, zonder zware verliezen voort te zetten. De drie in het oog te hou den factoren zijn volgens schrijver: onzichtbaarheid, zoo groot mogelijke verspreiding der eenheden en het houden van het verband. Schr. geeft nog uitspraken over de aanvoering van kleine eenheden, over het aangeven van marsch-en gevechtsdoelen welke het overdenken waard zijn.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1928 | | pagina 61