959 Het vuur uit lichte wapens is in het bijzonder aangewezen tegen laagvliegende vliegtuigen. De troep dient dan echter niet door de vliegtuigen te worden verrast. Schrijver noemt een laagvliegend vliegtuig een dikwijls gemakkelijk te treffen doel. Laagvliegende vliegtuigen, die niet verrassend kunnen optreden hebben naar gezegd wordt„une mission de sacrifice". De troepen moeten ernstig in het vuur op vliegtuigen worden geoefend. Maar, zegt schrijver, vergeet niet, dat nog meer dan vroeger de verbindingslijnen, waarlangs de aan- en afvoer plaats heeft, de achillespees vormen van de moderne legers. Omtrent zoeklichten wordt vermeld dat elk zoeklicht een geluidszoeker heeft, die de richting bepaalt, in welke de bundel dient te worden geworpen. Een zoeklichtbataljon telt 4 compagnieën, ieder van 24 lichten, onderver deeld in 4 sectiën van 6 lichten. De sectiën worden 3000 yards van elkaar op gesteld zoodat een compagnie 50 vierkante mijl kan beschijnen of een cirkel met 4 mijl straal. Voor de bescherming van een kwetsbaar punt kan niet minder dan een compagnie worden gebezigd en dan is het nog maar krap aan. Een gebruiken van enkele zoeklichten noemt de schrijver nutteloos. Dan is het veel beter het kwetsbare punt maar zoo goed mogelijk onzichtbaar te maken en er het beste van te hopen. Een antiluchtdoelbatterij telt acht stukken, verdeeld over 4 secties a 2 stuk ken. De stukken worden minstens sectiesgewijs gebezigd, nimmer stuksgewijs, doch bijv. wel met 4 stukken tegelijk. De afstand tusschen twee stations (dat kunnen dus sectiën zijn) is ongeveer 4500 yards. Bovendien is aan elke bat terij een sectie Lewis mitrailleurs van 8 stukken toegevoegd. Over het zelfde onderwerp handelt een artikel van luitenant-kolonel W. S. Bower: recent developments in aircraft artillery Revue d' Artillerie Augustus 1928. We vermelden een compilatie-studie van den Chef d'escadron d'artillerie R. Grenouillet getiteld: „La protection des populations civiles contre les gaz de combat', een onderwerp waarover vooral in Rusland veel wordt geschreven. Het artikel slaat in het bijzonder op groote Europeesche steden, met hare groote dicht op eikaar staande gebouwen. Verder trekt de aandacht: „Notes sur la contre- batterie" van kapitein J. Morel, welke studie aansluit bij een artikel van generaal Faugeron in het Augustus nummer van het vorige jaar. Het artikel gaat vergezeld van een aantal bijlagen, waarin de behandelde stof statistisch wordt toegelicht. Wissen und Wehr September 1928. Oeneraal-Majoor A. D. Feeser be handelt Soldatischer und biirgerlicher Gehorsam", waarin wordt besproken de denkende gehoorzaamheid. Het thema wordt uitgewerkt aan de hand van de stelling: „Wij verstaan onder gehoorzaamheid, het bewust ondergeschikt maken van den eigen wil aan dien van een vreemde." Kriegskunst in Wort und Bild Augustus 1928. Dengenen, die dit tijd schrift kennen, zal wel meermalen zijn opgevallen, dat het aankweeken van ver draagzaamheid jegens vroegere vijanden een onderwerp vormt, waarvoor de redactie niet is te vinden. Dit wordt wel sterk onderlijnd in een aanmoediging om op dit periodiek in te teekenen, waarin de volgende woorden opvallen: „Wie dit tijdschrift lief heeft gekregen, bedenke, dat de weerbare, vaderlandsche geest, die door ons periodiek waait, der redactie naast een groote schaar van trouwe vijanden ook bittere vijanden heeft bezorgd en dat het er op aankomt, om de aanvallen van deze vijanden tot eer van het tijdschrift aan te moedigen om daarvoor te komen tot een steeds grooteren lezerskring". Het feit, dat dergelijke woorden voorkomen in een tijdschrift, dat steeds op uiterste popu laire wijze verschillende militaire vraagstukken behandelt, achten wij in den huidigen tijd uiterst bedenkelijk. C.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1928 | | pagina 67