denken, dat uit de troepen, die uit de Buitengewesten terugkeeren, alle specialisten moeten worden getrokken, waarvoor töch ook zekei goede elementen noodig zijn. Op grond van deze overwegingen zal hoogstens kunnen worden toegestaan, dat manschappen 6 jaar achtereen in de Buitengewesten blijven. In beginsel zullen verzoeken om herverbintenissen naar een ander korps niet meer worden ingewilligd. Na invoering van het insti tuut der verloven wegens langdurigen dienst hebben dergelijke herverbintenissen haar reden van bestaan verloren; reëngagementen zullen dus uitsluitend worden gesloten bij het korps. Eventueele verzoeken om bij een ander korps te worden geplaatst kunnen dus, evenals alle andere verzoeken, op de gewone wijze bij verzoek- staat worden voorgebracht. Overwogen is om te komen tot aanwerving van geheele com pagnieën, welke dan na verblijf bij de depotbataljons in haar geheel naar de veldinfanterie zouden zijn over te plaatsen en daarna, na de voortgezette opleiding, naar de garnizoensinfanterie zouden overgaan. Op het eerste gezicht zouden aan een dergelijk systeem groote voordeelen zijn verbonden, doch bij nadere bestudeering is gebleken, dat deze werkwijze niet kan worden gevolgd. Bij doorvoering van het beginsel, dat de militairen gedurende de eerste twee jaren van hun diensttijd slechts worden opgeleid als karabijn (geweer) dragenden, kunnen uiteraard bij de veld- bataljons geen geheele compagnieën, bestaande uit jonge soldaten, worden gevormd, omdat bij deze compagnieën dan geen karabijnmi- trailleurbrigades zouden zijn. Het aanwerven van een groot aantal recruten tegelijk moge al eenige malen mogelijk zijn gebleken, niet uit het oog mag worden verloren, dat, tengevolge van de legeruitbreiding, plotseling een groote aanvulling noodig was. Als echter die overgangsperiode achter den rug is, blijven slechts de normale verliezen de aanvul ling beheerschen. Deze verliezen treden druppelsgewijs op en der halve zou dus, om het leger steeds op sterkte te kunnen houden, de aanvulling op dezelfde wijze dienen te geschieden. Nu behoeft zulks niet al te letterlijk worden opgevat, doch aan den anderen kant is het ook niet aan te bevelen om de recruten bij compagnieën tegelijk aan te nemen. In dat laatste geval toch zouden èn de werving èn de aanvulling te veel met horten en stooten gaan en bovendien de belangen van hen, die in dienst wenschen te treden niet voldoende in het oog worden gehouden. Men kan toch aan nemen, dat bij den man op een gegeven oogenblik de lust opkomt om in dienst te treden en liefst wil hij dan ook dadelijk worden aangenomen en zijne opleiding beginnen. Wachten totdat er een groot aantal personen uit zijn landstreek bij elkaar is, komt dus 968

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1928 | | pagina 12