met die wenschen niet overeen. Daarom kan voor landaarden, die in ons leger sterk zijn vertegenwoordigd en dat zijn, de Europeanen uitgezonderd, de Manadoneezen, Amboineezen en Javanen niet verder worden gegaan dan ongeveer één klasse (20 a 25 man) tege lijk aan te werven, en op te zenden. Ontegenzeggelijk heeft het vooi de controle op de opleiding bij de depotbataljons voordeelen, indien een groot aantal klassen in het zelfde stadium van opleiding zijn, doch om daartoe te geraken zou een groot aantal recruten tegelijk dienen te worden aangeworven, hetgeen zich, als gezegd, niet verdraagt met een oordeelkundige en aanlokkelijke werving. Geheele compagnieën opgeleide recruten van de depotbataljons opzenden naar de veldinfanterie biedt eveneens groote bezwaren. Nu de nieuwe organisatie van de infanteriesectie is ingevoerd, zal de compagnie veldinfanterie 6 brigades karabijn (geweer) dragen- den tellen en 3 K. M.-brigades. Waar de recruten bij de depot bataljons niet worden opgeleid voor bediening van de K. M.'s, zouden er dus bij een compagnie ten hoogste 6 brigades jonge soldaten, afkomstig van de depotbataljons kunnen worden inge deeld. Doch een compagnie veldinfanterie kan geen 6 brigades jonge soldaten tegelijk gebruiken. Immers, zoolang de jonge menschen den dienst bij de veldinfanterie niet kennen, zouden de K. M brigades niet kunnen oefenen in verband met de karabijn (geweer) brigades, zoodat dus de geheele compagnie gedurende eenige maanden niet aan te stellen eischen kan voldoen. Zou er evenwel slechts één brigade jonge soldaten tegelijk een compagnie aankomen, dan is wel is waar die ééne brigade achter bij de andere brigades, doch de oefening van de K. M. brigades kan doorgaan en omdat de andere karabijn (geweer) brigades wél ge oefend zijn in de samenwerking met de K. M.'s, krijgen de menschen van de nieuwe brigade in die andere brigades een voorbeeld, zoodat het onderwijs een aanschouwelijk karakter kan dragen. Waar in het besproken geval, na verloop van het jaar voortgezette opleiding, slechts één brigade van de betrokken compagnie voor overgang naar de Buitengewesten in aanmerking komt, wordt aldus de geheele compagnie niet ontwricht. Geheele compagnieën (hiervoor te lezen de 6 brigades kara- bijndragenden) naar de Buitengewesten overplaatsen is ook niet mogelijk, omdat nergens in de Buitengewesten voor een zoo groot aantal soldaten tegelijk plaats is. Het zal dikwijls zelfs bezwaar lijk zijn om brigades bijeen te houden. Hoogstens zou het bijeen houden van brigades van Java nog mogelijk zijn op de gewestelijke hoofdplaatsen, doch op de posten kunnen geen geheele brigades van jonge soldaten worden gebruikt; de menschen dienen daar te wor den ingepast tusschen de oudere meer ervaren manschappen. Het is trouwens uit een opvoedkundig oogpunt ook niet goed om de jonge manschappen te lang als klitten aan elkaar te doen kleven. Ook een soldaat moet geleidelijk aan zijn blik verruimen en menschen- kennis opdoen. Als hij dus 2 jaar met zijne oorspronkelijke ka- 969

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1928 | | pagina 13