Hieruit volgt dus, dat de eisch gesteld om in aanmerking te
kunnen komen voor opleiding tot sergeant-majoor-instructeur, n.l.
tenminste 2 jaar dienst in de Buitengewesten, gehandhaafd dient
te blijven, behoudens in het geval, dat, uit hoofde van dienst
belang, een verzoek om naar de troepen buiten Java te worden
overgeplaatst, niet kan worden ingewilligd (bijv. plaatsing als in
structeur bij de depot-bataljons). Er is zelfs voldoende reden aan
wezig om bij toelating tot den cursus voor opleiding tot sergeant-
majoor-instructeur te doen voorgaan die sergeanten, die het langst
in de Buitengewesten hebben gediend (waaronder eventueel te
begrijpen den diensttijd als instructeur bij de depotbataljons), mits
overigens de geschiktheid als sergeant niet veel uit elkaar loopt.
Een en ander ter beslissing van den Inspecteur van de Infanterie.
In beginsel zal ook hier voor speciale functies en bijzondere
plaatsingen in de eerste plaats in aanmerking worden gebracht
het Europeesche kader, dat reeds in de Buitengewesten heeft ge
diend, terwijl een handhaven in een dergelijke functie (den duur
van opleiding inbegrepen) of een zoodanige plaatsing niet langer
dan 4 jaar zullen mogen duren, tenzij het betrokken kaderlid
te voren langer dan normaal in de Buitengewesten heeft door
gebracht.
Aan het opvolgen van vorengenoemde beginselen is naast een
beperking van de mutaties het voordeel verbonden dat alsdan een
verbetering zal worden verkregen van het gemiddelde gehalte van
het kader. Thans zijn er op Java nog een groot aantal, in het
bijzonder Europeesche, kaderleden, die niet of slechts gedurende
korten tijd in de Buitengewesten hebben gediend, waartegenover
kan worden gesteld dat er een ander groot aantal kaderleden is,
dat zeer geruimen tijd achtereen bij de troepen buiten Java blijft
doordienen. Waar de min of meer zelfstandige werkkring in de
Buitengewesten in hooge mate er toe kan bijdragen om de flink
heid van het kader te verhoogen, terwijl verder in die gewesten,
meer dan op Java, de gelegenheid bestaat, om het contact met
en de belangstelling voor de mindere militairen te verhoogen,
wordt aldus door een meer gelijke verdeeling van den „buiten
dienst" over het kader, de gemiddelde bruikbaarheid van dat
kader verhoogd. De dienst in de Buitengewesten vormt een uit
nemende leerschool en van die leerschool moet op zoo groot
mogelijke schaal profijt worden getrokken.
OFFICIEREN.
Met betrekking tot de officieren zijn in de Algemeene Order
1898 No. 54 (bl. 138 e.v. van den bundel) reeds verschillende
bepalingen voorgeschreven.
Jonge officieren, die nog niet volledig met den troependienst
vertrouwd zijn, mogen niet te velde worden gezonden (Algemeene
Order 1898 No. 54 5 (4)bl. 139 van den bundel).
974