Voor de vervulling van de betrekking van adjudant mogen zoo1 mogelijk alleen 1ste luitenants, behoorende tot de oudste helft, worden aangewezen (Algemeene order 1898 No. 54 5 (5)). Voorts is in Algemeene Order 1888 No. 40 (bl. 76 van den, bundel) bepaald, dat, bijzonderde omstandigheden uitgezonderd slechts die luitenants voor speciale betrekkingen in aanmerking worden gebracht, die tenminste vier jaren in Oost-Indië hebben, gediend. Vorenstaande bepalingen vereischen echter nog aanvulling. Ook: voor de officieren der infanterie, in het bijzonder voor de luite nants, zullen meer bindende regelen worden vastgesteld. Zulks is zeer wel mogelijk, althans voor de eerste 6 jaren van het verblijf hier te lande, gedurende welken tijd normaal steeds onafgebroken in deze gewesten wordt vertoefd. Een jong luitenant heeft ongeveer 2 jaar noodig om voldoende vertrouwd te geraken met den troependienst. Daarna kan hij naar de Buitengewesten worden gezonden. Waar eerst na 6 jaar dienst hier te lande aanspraak op verlof wegens langdurigen dienst wordt verkregen kan dus een zoodanig officier op z'n minst 4 jaar achtereen bij de troepen buiten Java doorbrengen. Na ommekomst van een zoodanig verlof of anders na een 4- jarig verblijf in de Buitengewesten kan weder indeeling op Java volgen, terwijl ook eerst dan sprake zal kunnen zijn van een plaatsing als specialist, in een bijzondere betrekking of bij een ander korps of onderdeel dan een veldbataljon. Echter zal aan een eventueele plaatsing bij een depotbataljon of de kaderschool eerst een indeeling gedurende eenigen tijd bij de veldinfanterie dienen vooraf te gaan om bij de depots en de kaderschool het juiste verband te kunnen leggen met de veldinfanterie. Als norm kan worden aangenomen, dat na 12 jaar dienst als officier bevordering tot kapitein volgt. Alsdan zullen dus na de „eerste buitenbeurt" 6 jaren zijn verloopen. Nu is de verhouding van het aantal luitenants bij de Infanterie dat op Java en in de Buitengewesten volgens formatie is ingedeeld, ongeveer als 7 5, waaruit dus kan worden afgeleid dat normaal 7/12 van den Indischen luitenantstijd op Java en de rest van dien tijd in de Buitengewesten dient te worden doorgebracht. Den normalen diensttijd als luitenant in Nederiandsch-Indië stellende op 10 jaar, zal dus ruim 4 jaar in de Buitengewesten en ten hoogste 6 jaar op Java kunnen worden gediend. Derhalve zal als reeds gezegd, de eerste „buitenbeurt" ten minste 4 jaar moeten duren, wil althans voorkomen worden, dat een luitenant weder opnieuw naar de buitengewesten zou moeten worden gezonden. Zou de promotie tot kapitein sneller gaan loopen, dan zou zelfs een vermindering van den Indischen luitenantstijd tot 8 jaar weinig verandering brengen, omdat de buitentermijn toch om 4 jaar zou blijven schommelen. Boven dien komt zulks toch automatisch terecht; omdat alsdan op Java 975-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1928 | | pagina 19