Nos. 10 en 11. Dit artikel wordt gaarne nog eens ter nalezing aan bevolen, omdat ons onderwerp daarbij in verschillende opzichten aansluit). Het vliegtuig individueel en de vliegdienst als geheel werd een wapen, begon zich langzamerhand tot een luchtmacht op te werken. Voor steeds meerdere doeleinden toonde het vliegtuig, alleen of gezamenlijk, zich bruikbaar, doeleinden die tevoren niet mogelijk geacht waren. In de eerste plaats begonnen zij elkander te bevechten. Daarnaast kwam de bommenwerper tot uitvoering, om vijandelijke doelen achter het front, depots, spoorlijnen, enz. te vernielen. Verder begonnen de vliegtuigen met mitrailleurs en/of bommen de vijandelijke troepen zelf te bestoken. Dit gaf het aanzien aan de jagers, bommenwerpers en (tot op zekere hoogte) attackvliegtuigen. Deze laatste toch kwamen eerst na den oorlog tot meer speciale uitvoering. Daarnaast bleven, o zeker, ook de verkenningsvliegtuigen be staan en in actie, maar het is duidelijk dat deze nu niet langer de vliegdienst uitmaakten, doch slechts een onderdeel ervan. Daar komt nog iets bij, een zeer speciale omstandigheid in verband met het ter sprake zijnde artikel, n. 1. de stellingoorlog gedurende den wereldkrijg. Daarbij was de mogelijkheid en nood zakelijkheid tot een zoo gedetailleerde samenwerking als schrijver aangeeft, uiteraard grooter dan in een bewegingsoorlog. Wij hebben sterk den indruk dat de schrijver zich daarvan nog niet heeft kunnen losmaken. In het geheele artikel komt dit naar voren. Nu zijn wij niet van meening dat genoemde schrijver die ont wikkeling der luchtmacht over het hoofd ziet. Maar wel dat hij een overdreven verwachting heeft van de directe samenwerking met de troepen op den grond, of liever nog, dat hij niet de waarde van de luchtmacht als geheel voldoende inziet, doch teveel staart op een onderdeel daarvan, dat naar onze meening niet het belangrijkste is. Dat zou ons verder niet zoo erg behoeven te interesseeren, ware het niet dat eenzelfde idee ook bij onze Luchtvaartafdeeling tot dusver overheerschend is. Ook daar is tot nog toe voornamelijk aandacht geschonken aan den verkennings- en waarnemingsdienst. De vliegdienst is vrijwel het geheele jaar door voor het grootste deel dienstbaar aan de waarnemersopleiding. Alles draait, om het eens populair uit te drukken, om den waarnemingsdienst, om de directe samenwerking tusschen het vliegtuig en de troepen op den grond. De bestaande toestand der Luchtvaartafdeeling, zij het in ge ringere proporties en op verschillende punten onvolledig, beant woordt vrij aardig aan het beeld dat de Heer de Ruyter van Steveninck heeft geschetst in zijn lezing voor de I. K. V. begin 1926 over: ,,Het gebruik van het luchtwapen in het Leger". Toevallig is dit stellig niet. Maar even stellig durven wij beweren dat met de in die lezing tot uiting komende denkbeelden thans door velen 979

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1928 | | pagina 23