Wij zijn het dan ook in principe geheel eens met den schijver
•van het artikel in het Paardensportblad van 3 Augustus j. 1. No.
189, den len Luitenant der Cavalerie P. J.J. v. d. Willigen Gat-
sonides (voor onze bereden lezers zal dit artikel wel voldoende
bekendheid bezitten, zoodat wij er daarvoor slechts naar mogen
verwijzen). De detailregeling doet hierbij weinig terzake en gaat
het hier slechts om het beginsel.
Door deze wijze van beoordeelen zal ook een klacht, welke
al vele malen gehoord werd, meer en meer verdwijnen, n. 1. het
feit dat de manege-dressuur thans vrijwel den doorslag geeft.
Het bewijs voor deze stelling kan de lezer vinden in het ver
slag van de samengestelde ruiterwedstrijd in het No. 33 dd. 16
Augustus 1928 van het tijdschrift „Paard en Paardenwereld".
Als men daaruit ziet hoeveel paarden zijn uitgevallen voor het
springconcours, dan is dit wel het mooiste bewijs, dat men zich
niet dorst te onderwerpen aan zulk een conditie-proef met ver
moeide (c. q. kreupele) paarden.
En hiermede eindigen wij onze beschouwingen, in de hoop
dat een ieder, wien dit onderwerp belang inboezemt, er zelf eens
zijn gedachten over zal laten gaan.
Bandoeng, 21 November 1928.
993