4. DE TAAK VAN ONZE CAVALERIE IN VER
BAND MET HAAR ORGANISATIE EN
BEWAPENING.
door
P. C. COLTHOFF.
Luitenant-Kolonel der Cavalerie.
Na het lezen van het artikel, geschreven door C'. in het I. M. T.
van 1928 No. 11 slaakten wij, en vele cavaleristen met ons, een
zucht van verlichting.
Goddank, onze zaak is weer eens aangepakt en bestaat er dus
een kansje meer, dat aan al het gemodder, aan al de verkeerde
begrippen, die zich sinds het verschijnen van het A. T. V. in
1925 omtrent het gebruik van cavalerie in ons leger gevestigd
hebben, een einde komt.
Niet dat nimmer te voren op deze fouten gewezen is, men
leze er slechts de wetenschappelijke jaarberichten van 1925 en
1926 op na, waarin schrijver dezes op eenige punten de aandacht
vestigt, ook verscheidene artikelen in het I. M. T., niet in het
minst die, geschreven door generaal Lagerwerff. getuigen daarvan;
maar juist het feit, dat de zaak nu geëntameerd wordt na een
jaar van intens oefenen, ook met afzonderlijke cavalerie-afdeelin-
gen, geeft ons hoop, dat de tijd thans rijp zal blijken om door
het uitwisselen van gedachten, de door ons zoo hoog noodig
geachte veranderingen in de reglementen en voorschriften tot
stand te doen komen.
Uit den aard der zaak, heeft het onderhavige onderwerp op
tallooze officieuze bijeenkomsten (niet op officieele bijeenkom
sten, want daar houdt men zich natuurlijk streng aan de regle
menten en voorschriften) en na afloop van oefeningen tallooze
malen een punt van bespreking uitgemaakt, zoowel met officieren
van het eigen wapen als met officieren der zusterwapens, en wij
gelooven dan ook, dat het navolgende vrijwel de meening van
een groot aantal der cavalerie-officieren weergeeft.
In het artikel van C'. gaat schrijver uit van de thans bestaande
organisatie en vergissen wij ons niet, dan wil hij hieraan vast
houden, hierin gen verandering brengen en het geheele optreden
der cavalerie opbouwen op die organisatie. Wij, voor ons,
zouden liever beginnen met vast te stellen wat van ons wapen bil-
997