het feit, dat wij ons deze lichte afdeeling bestemd voor slechts
één divisie denken en dat „bij ons in Indië" met vrij groote
zekerheid mag worden aangenomen, dat een eventueele vijand
niet met zoo'n groote overmacht aan troepen te paard zal ver
schijnen. Dit gebrek aan vuurkracht zullen we dus moeten trachten
goed te maken door intense oefening, groote bewegelijkheid,
terreinkennis en trachten een voor ons geschikt moment uit te
zoeken om toe te slaan, want gevochten moet er worden, daar
helpt niets aan.
Wij stellen dan ook voor om per divisie zoo'n lichte afdeeling
te formeeren en deze te doen bestaan uit:
2 eskadrons cavalerie en 1 compagnie wielrijders.
Noodzakelijk is het echter, deze in één garnizoen of althans
dicht in eikaars nabijheid te legeren; immers een voortdurend
gezamenlijk oefenen, één elkaar volkomen begrijpen en appreci-
eeren, een eenhoofdige leiding zijn levenskwesties voor deze
afdeelingen.
Al haar handelingen, haar geheele actie, haar wijze van optreden
zijn zoo snel, dat er geen tijd is voor het geven van lange bevelen
en van uitleggingen; één woord, één teeken moet voldoende zijn
om elkaar te begrijpen.
De taak van deze afdeelingen stellen wij ons als volgt voor.
Zij zijn uitsluitend gebonden aan haar opdracht, waarin duidelijk
en scherp omlijnd moet worden vermeld, welke inlichtingen worden
verlangd. (Punt 28 van ons A. T. V. is mooi en goed gesteld).
Zij gaan vooruit in een nauwkeurig aangegeven strook, die in
hooge mate afhankelijk zal zijn van reeds ontvangen berichten en
van het terrein. De eigenlijke verkenning geschiedt door patrouilles,
die op korte afstanden 5 K. M.) vast in de hand van den
commandant vooruitgezonden worden; iedere patrouille wederom
met een duidelijke en scherp omlijnde taak. De rest van de
afdeeling fungeert als reservoir voor de patrouilles en als steun
van deze.
Normaal gesproken is voor deze afdeelingen als eerste vijand
ook de vijandelijke verkenningsafdeeling te verwachten. Een ge
vecht met deze zal zooveel mogelijk ontweken moeten worden,
tenzij in de opdracht vermeld staat „belet 's vijands verkenning".
Veel kans hierop bestaat uit den aard der zaak niet. Patrouille
gevechten zullen vermoedelijk niet te ontgaan zijn, doch, waar
ook de vijand aan afdeelingen te paard niet zoo sterk zal zijn,
stellen wij ons voor, dat in 80 °/o van de gevallen de beide
grossen langs elkaar heenrijden; immers de vijandelijke hoofd
macht is voor ons beide „doel".
Maken echter terreinsomstandigheden als anderszins een gevecht
onvermijdelijk, dan zullen energie, bekwaamheden, geoefendheid,
dash, kracht, wellicht brutaliteit uitmaken wie van beide partijen
onder de beste omstandigheden zijn verkenning kan voortzetten.
1006