Hierna is 's vijands hoofdmacht, het doel, te verwachten, doch deze is omringd of wordt voorafgegaan door zijn veiligheids troepen. Hierin zullen we dus ergens een gat moeten vinden of maken om dicht bij het doel te komen, d. w. z. waar we onze patrouilles doorheen stuwen naar het doel toe. Hoe hier gehan deld moet worden is natuurlijk niet voor te schrijven; er kunnen zich duizend en één gevallen voordoen. Algemeene eischen zijn wederom snelheid, aanpassen aan het terrein, omzichtigheid en toch voortvarendheid. Heeft men eenmaal de gewenschte inlich tingen, dan desnoods een eind terug of zijwaarts gereden onder het bewaren der voeling en thans de meeste zorg besteden aan het overbrengen der berichten (radio, postduiven, ordonnans). Rukt de vijand op of blijft deze op zijn plaats, zoo dragen we zorg, dat we hem steeds blijven waarnemen, wagen ons in geen geval in avonturen, zorgen steeds in verband met onzen bevelheb ber te blijven en zorgen, dat we bij het begin van het gevecht der hoofdmacht daar zijn, waar men ons noodig heeft. Teneinde geen ongewenschte ontmoetingen met vijandelijke pantserwagens te hebben (deze zijn bij een modernen tegenstander persé te verwachten), waartegen wij geen afweermiddelen bezit ten, zullen onze lichte afdeelingen het beste doen de hoofdweg (en) door patrouilles te laten waarnemen terwijl het gros, zoo mogelijk, de kleinere wegen zoekt. Hoe kleiner nu de afstand tusschen de wederzijdsche hoofd machten wordt, des te meer zal deze verkenningsarbeid in een soort veiligheidsdienst overgaan. Hiermede zijn we dan gekomen tot de bespreking van punt 4 en wel de veiligheidsdienst (in beweging). Het Fransche reglement zegt o. a. „les organes de reconnais sance des corps d'armée sont essentiellement des éléments de sureté". Zeer zeker zal deze „verkenning op korten afstand" de volgende afdeelingen een soort veiligheid verschaffen, doch slechts een indirecte veiligheid. Immers die verkenningsafdeelingen melden de aanwezigheid van vijand op zekere punten, dus ten opzichte van dien vijand kan de bevelhebber zijn maatregelen nemen; of er zich echter op andere punten in een richting, waartegen zij niet aangezet zijn, vijand bevindt of vijandelijke lichte troepen zich tusschen de eigen lichte afdeeling en hoofdmacht genesteld hebben, dit kunnen zij niet melden. Zij kunnen zich niet garant stellen, dat de volgende infanterie zich tijdig kan voorbereiden op mogelijk gevaar (artillerie- of mitrailleur-vuur) en dit is toch één der eischen aan beveiligende cavalerie te stellen. Hoe ons tegenwoordig A. T. V. dan ook voor beveiligende cavalerie, al is die dan ook een half-regiment met wielrijders sterk, een afstand kan toestaan van 20 K. M. is ons een raadsel. Een cavalerie-aanvoerder, die opdracht krijgt of uit zich zelf besluit, met zijn beveiligende cavalerie 20 K. M. voor sprong te nemen, kan zijn colonne onmogelijk beveiligen. Het komt 1007

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1928 | | pagina 53