ons voor, dat het voorschrift hier op twee gedachten hinkt; aan den eenen kant beveiligende cavalerie, doch aan den anderen kant voelde men het gemis aan de vroegere verkennende cavalerie ver vooruit. In de hoop nu, dat die op 20 K. M. beveiligende cavalerie ook nog wat verkenningsberichten zal binnen brengen, zendt men haar zoover vooruit. Hierbij vergeet men echter, dat beveiligende cavalerie aan den haar opgegeven marschweg gebonden is, dat zij steeds moet zorg dragen zoolang mogelijk tusschen den vijand en de eigen troepen te blijven; haar verkenningsmaatregelen kunnen dus hoogstens uit eenige los te laten, zelfstandige patrouilles bestaan, wier resultaat, zooals we boven aangaven, op ongeveer nihil te stellen is; terwijl de verkennende cavalerie wel is waar aan haar troepenmacht gebonden is, doch geheel vrij is om op een gegeven moment haar marschweg te verlaten en van uit de flank of anderszins op te treden. Naar onze meening mag beveiligende cavalerie, wil zij werkelijk haar colonne direct beveiligen, hoogstens 5 K. M. voor die colonne uitgaan (gemeten van gros der cava lerie tot voorste eigen infanterie); voor kleine afdeelingen moet deze afstand kleiner genomen worden. Als tweede taak van beveiligende cavalerie noemt artikel 34 van het A. T. V. het verdrijven van vijandelijke ruiter-patrouilles", terwijl artikel 30 o. a. zegt, ,,'s vijands verkenning verhinderen". In beide zinsneden zit een positief offensieve gedachte. Met defensief optreden bereiken we hoogstens, dat de vijande lijke patrouilles of grootere afdeelingen zich eenigszins door ons laten ophouden, doch daarna rijden zij om ons heen. Alleen een opzoeken van den vijand en hem aangrijpen, waar wij hem vinden, kan resultaat geven. In het buitenland wordt dit werk dan ook als een hoofdtaak voor de cavalerie beschouwd (zie punt 6) en wordt het opgedragen aan de groote afdeelingen lichte troepen (cavalerie-korpsen), (Heereskavallerie), terwijl het bij ons zoo terloops toebedeeld wordt aan de veiligheidscavalerie. We moeten ons daar dan ook niet veel van voorstellen en we zullen heel tevre den moeten zijn, als de beveiligende cavalerie tijdig de aanwezigheid van 's vijands verkennings-afdeelingen meldt en zal dan daarna de eigen infanterie het verkennen moeten trachten te beletten. Als taak voor onze beveiligende cavalerie zouden we dan ook in hoofdzaak willen bepalenhet tijdig waarschuwen voor gevaar. In Frankrijk bestaat deze beveiligende cavalerie der divisie uit één eskadron cavalerie en één compagnie wielrijders benevens één peloton mitrailleurs op auto's. In Nederland gebruikt men ervoor: één eskadron wielrijders. Waar nu onze divisie zooveel kleiner in getalsterkte is, dan de buitenlandsche, vermenen wij, dat we voor de directe beveiliging voldoende zullen hebben aan één eskadron (in onzen gedachtengang dus het 3e eskadron van het tegen woordige half-regiment). 1008

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1928 | | pagina 54