1016 Noodig geachte sterkte der Weermacht, voor gezagshandhaving binnenlands. 19. De gezaghandhaving te land wordt in laatste instantie gewaarborgd door de sterkte van het Leger. De sterkte aan infanterie van het Leger is reeds thans gebaseerd op zijn taak als politieleger. De commissie is van oordeel, dat de thans aanwezige sterkte (totaal 21.000 man, waarvan 21.000 man nominaal op Java) voor de beheersching van den inwendigen toestand onder alle omstandigheden nog juist voldoende is zonder meer, doch acht verdere vermindering dezer sterkte niet verantwoord. (Inmiddels is de sterkte aan infanterie uitgebreid). Zelfs koestert zij de vrees, dat de op Java thans aanwezige infanterie op den duur niet voldoende zal blijken voor geregelde aanvulling van de infanterie op de buitengewesten; een en ander opgrond van bij hoofdofficieren van dat wapen, die in de buitengewesten hebben gediend, ingewonnen inlichtingen. 20. De gezagshandhaving in de territoriale wateren en op zee moet ten slotte worden gewaarborgd door de Marine. De commissie is van oordeel, dat, indien de Vloot een sterkte heeft, voldoende voor neutraliteitshandhaving (punt 18), door haar ruimschoots aan deze taak wordt voldaan, indien beschikt wordt over een 4-tal flottieljevaartuigen. Noodig geachte sterkte der weermacht voor neutraliteitshandhaving. 21. Slechts aan het volledig nakomen van de verplichtingen van een neutraler* staat ontleent een land het recht om door oorlogvoerenden als zoodanig te worden erkend en om zich als zoodanig te doen eerbiedigen. 22. De plicht van den neutralen staat eischt, dat binnen zijn territoir tegen elke handeling, die door een der oorlogvoerenden als een neutraliteitsschending kan worden beschouwd, kan worden opgetreden. 23. Op grond van dezen plicht is eene onderscheiding van neutraliteits- schendingen in die van „eenvoudigen" en in die van „ernstigen" aard volkenrechtelijk onjuist; bovendien is eene dergelijke onderscheiding in de practijk van den laatsten oorlog op overtuigende wijze onhoudbaar gebleken.. 24. Welke handelingen als neutraliteitsschendingen moeten worden beschouwd, is voor den zeeoorlog neergelegd in de 13e Conventie van de 2de Haagsche Vredes-conferentie van 1907deze handelingen waren o. a. op eenige punten nog eenigszins uitgebreid opgenomen in de neutraliteitsproclamaiie van 1914. 25. Uitgaande van bovenstaande regelen vloeien de hooge eischen, die aan de weermacht bij de neutraliteitshandhaving in deze gewesten worden gesteld, in hoofdzaak voort uit de ligging van onzen archipel ten opzichte van de groote scheepvaartrouten, het bezit van voor de oorlogvoering begeerlijke producten (olie) en de gelegenheid tot het inrichten van meer of minder belangrijke steunpunten voor operaties ter zee in de talrijke baaien en vaarwaters, welke zich daartoe eigenen. 26. Het is dus niet juist, te spreken van „critieke punten". Elke plaats in, den Archipel kan critiek worden. Slechts zijn er enkele punten, welke door hun ligging of door hun produc- tenbezit (olie) eerder en met meer waarschijnlijkheid critiek kunnen worden. 27. De mogelijkheid om deze neutraliteitsschendingen tegen te gaan hangt af van 2 factoren: a. de mogelijkheid van het uitoefenen van toezicht om eene dergelijke schen ding vast te stellen. b. Net bestaan van een macht, die tegen een geconstateerde schending kan optreden. Deze mogelijkheid zal in een eilandenrijk als het onze in hoofdzaak door maritieme middelen moeten worden verzekerd, doch, vooral voor wat b. betreft,. waar mogelijk gesteund door strijdkrachten te land. 28. Het recht van den neutralen staat om zich als neutrale te doen eerbie- digen, kan slechts worden gehandhaafd Vermoedelijk een drukfout. Wellicht bedoeld 10.000. De getallen zijrr thans niet meer geheel juist. Redactie I. M. T.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1928 | | pagina 64