1032
gelijk onze belangstelling vraagt, nu met de steeds voortschrijdende mechani-
seering der weermachten, het optreden van verbanden van lichte strijdwagens
h.t.l. geenszins uitgesloten mag worden geacht.
Kapt. der inf. S. Veldmeyer geeft een overzicht van „De voortgezette opleiding
der Reserveofficieren"
De 1ste luit. der Genie Jhr. E. C. Storm van 's Gravenzande geeft een studie
over „Vernielingen". Schr. onderscheidt strategische en taktische vernielingen,
en geeft o.a. beschouwingen over terugtochtsvernielingen, een vernielingsplan
voor andere dan lichte troepen, een voorbeeld van een divisievernielingsbevel
en een vernielingsplan voor lichte troepen. Hoewel schr. een juiste toepassing
van uitgebreide vernielingen, in het bijzonder voor een kleine weermacht van
groote beteekenis acht, blijkt voor het Ned. leger, wegens tekort aan technisch
personeel, voorshands nog de uitvoering van een vernielingsplan bezwaarlijk,
Bij ons zal de toestand wel niet gunstiger zijn.
In de „Gegevens vreemde legers" wordt de nieuwe oorlogs-en vredesorgani
satie van het Fransche regiment Inf. aangegeven.
Wanneer wij deze organisatie met haar 3 maal 16 zware mitrs3 kanonnen
van 3,7 c.M. en 6 lichte bommenwerpers vergelijken met onze organisatie
van het regiment met totaal 18 iware mitrs. stemt dit tot nadenken.
Mavors, September' 28. Kapt. Int. J. B. de Jongh vervolgt zijne studie
betreffende „De Intendance" (zie I. M. T. blz. 952) met de behandeling van
den aan- en afvoer voor een divisiegroep.
Schr. geeft aan, dat het gezamenlijk gewicht van de rantsoenen levensmid
delen en fourage voor een div. groep 75 ton zonder en 90 ton met hooi
bedraagt. Voor een divisie zijn deze getallen respt. 32.5 en 39 ton. Voor het
vervoer van eindstation naar aanvullingsplaats zijn per divisie 24, respt. 29 auto's
benoodigd.
Rekening houdende met overige te vervoeren art. zooals pioniergereedschap,
kleeding en uitrustingstukken, waschgoederen enz. bedraagt dit 1 sectie
autotrein van 45 ton. Schr. wijdt verder uit over de verschillende te vormen
eindstations, over de aanvulling van benzine en de regeling van den aan- en
afvoer van te reinigen lijf-en waschgoederen en gereinigde dito 's. Hierover
behoeven wij ons in ons tropisch klimaat en „selfwashing" gelukkig geen zorg
over te maken. Overigens worden beschouwingen gegeven over aanvoer van
munitie, art. materieel enz. waarbij gerekend wordt met zg. batterij, inf.
en mitr. cie. rantsoenen. Het vervoer van 1 munitierantsoen voor een div.
eischt volgens schr. 68 auto's. Meerdere nuttige gegevens worden aangetroffen.
Nog altijd wordt n. o. m. met deze uiterst gewichtige zaken bij onze oefenin
gen te weinig rekening gehouden. Hier doet zich het gemis aan een desbe
treffend voorschrift wel gevoelen.
lste luit. J. H. v. Swinden Koopmans geeft in zijn vervolgart. „Artilleris-
tische taal" een duidelijke uiteenzetting van vernielingsvuur, waarvan
hij als de kenmerken noemt: verrassing, voldoende dichtheid, korten
duur, spoedige vuuropening na doelmelding. Schr. geeft aan tegen welke
doelen het wordt afgegeven, de benoodige munitie, enkele methoden voor
snelle vuuropening en de wijze waarop het vuur wordt afgegeven.
Kapt. G. Stürm geeft in het art. „Het voorschrift geheime berichtenwisseling"
beschouwingen omtrent het gebruik van schuilnamen bij de berichtenwisseling
voor de namen van troepeneenheden, staven, commandanten, belangrijke
terreinvoorwerpen enz. waarvoor een „schema van schuilnamen" wordt gebe
zigd. (zie ook I. M. T. blz. 952).
Ie luit. W. A. Almekinders behandelt aan de hand van een onderstelling
„De verdediging in den bewegingsoorlog van een aan beide zijden aangeleund
bataljon"Schr. geeft aan, wat zooal tot het vuurplan behoort, en noemt
o. a. de terreinverkenning, het ontwerpen van een systeem van vuren,
de opstelling van troepeneenheden, verdeeling der vuurmiddelen, het geven
van vuuropdrachten, het ontwerpen van een netwerk voor bewaking en waar
neming, den aanleg van verbindingen, het aangeven van de signalencode en den
aanleg van munitiedepots. Wij zullen er wel aan moeten denken, dat onze