tijdig ^vóór de voorhoede moeten afmarcheeren dat ze minstens een 15 K.M. voor de infanterie was geweest. Dan zou de blau we divisie even goed wel te laat zijn gekomen om haar opdracht te volvoeren, maar ze had nimmer het koopje kunnen snappen dat de vijandelijke infanterie onverwacht op 5 K M vóór haar stond. Ten slotte rijst de vraag: was er den vorigen dag in het ge heel niets bekend geworden omtrent de aanwezigheid des vijand, dat de mogelijkheid voor den geest kon brengen dat de vijand eerder in Tjibadak zou zijn indien er geen nachtmarsch werd gemaakt? Was er in het geheel geen luchtverkenning geweest of had die zóó gefaald Het is moeilijk aan te nemen dat er in het geheel niets bekend zou zijn geweest omtrent een vijande lijke troepenmacht, sterk genoeg om de Blauwe divisie te gaan aanvallen. Neemt men aan dat de roode luchtmacht zóó overmachtig was dat er van eenige luchtverkenning bij Blauw geen sprake kon zijn, dan mag men wel als zeker aannemen, dat er van de ca- valerie-verkenning ook niets terecht zou zijn gekomen. De ca valerie is n. 1. zeer kwetsbaar voor vliegtuigen (referte de laatste manoeuvres van de Lichte Brigade in Nederland). Een geheel afzonderlijk vraagstuk, maar dat toch van belang rijken invloed is op het gebruik van onze cavalerie, is of het waarschijnlijk moet worden geacht, dat ooit één van onze divisies zoo op zichzelf door de Preanger (of elders) zal wandelen en daar zoo onverwacht den vijand zal ontmoeten. Men zie het artikel van C'. bladzij 928 onderaan e. v. Dat voor oefeningsdoeleinden dergelijke onderstellingen wor den opgemaakt zal wel zijn goede redenen hebben, maar men moet toch voorzichtig zijn er het gebruik van onze cavalerie op te baseeren. Over het artikel van den overste Colthoff zal ik niets meer zeggen, daar ons verschil van meening van principieelen aard is, zoodat het ingaan op details geenerlei nut zou hebben. Bovendien komen enkele van die details toch ter sprake bij de behandeling van het artikel van C'. in het November-nummer. Op dit artikel kan ik namelijk wel dieper ingaan, daar het op den reëelen grondslag staat van hetgeen we hebben, meer be schouwend, en hier en daar zelfs vragend is gesteld. Gemakshalve zal ik het tweede gedeelte van het artikel, dat over de tactische cavalerie handelt, op den voet volgen. In de eerste plaats dan valt de door den schrijver gestelde vraag op welk doel het kan hebben eene beveiliging op 20 K.M. voor uit te hebben. Nauw verband houdt hiermede een tweede vraag of die afstand voor een half regiment cavalerie met wielrijders 20 K.M. mag of moet zijn. Deze vragen hebben mij verbaasd. In punt 36 A. T. V. staat aangegeven, dat voor afdeelingen grooter dan één eskadron de 31

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1929 | | pagina 33