Bestemmen we nu nog gemiddeld één dag per week voor de oefeningen tot het verkrijgen en onderhouden van de vereischte kennis en vaardigheid van den enkelen man, dan resten ons nog 3 oefendagen. Hiervan zou ik er één willen besteden aan de oefening van de afdeeJingen (brigades) als zoodanig, terwijl ik de andere 2 voor de oefening van de commandanten als aanvoerder zou willen be stemmen en wel om de volgende reden. Wil ik toch mijn brigade commandanten opleiden in alle werkzaamheden als genoemd in punt 77 V. O. I. dan heb ik, aannemende het feit, dat iedere bri gade gemiddeld een kwart tot de helft van het jaar op patrouille is of voor wacht, of andere diensten is gecommandeerd zelfs met 2 oefendagen per week, nog 2 maanden noodig eer ik ieder van mijn brigade commandanten in alles éénmaal geoefend heb. Dat is nog heusch niet ruim berekend, ook als men nog aanneemt, dat meer dan één van de in punt 77 genoemde diensten op één dag beoefend kunnen worden. Hier teeken ik direct bij aan, dat men echter met te veel te willen doen op één oefendag, voorzichtig moet zijn; het wordt dan te ingewikkeld voor de ondercommandanten, die dan gauw de zaken gaan verwarren. Trouwens geen enkel leider van een oefening zal een ondercommandant op één dag gaan oefenen in b. v. het begeleiden van een transport, en een aanval op een inlandsche versterkingwel kan daarentegen gecombineerd worden het doorzoeken van kampongs en het omsingelen van huizen. Gemiddeld twee dagen per week is dus te veel gevraagd voor dit zoo belangrijk gedeelte der opleiding en oefening. Hierbij is dan nog inbegrepen een avond of nacht per maand, welke ik aan de oefening van bovengenoemde zaken zou willen besteden. De eene dag, uitgetrokken, voor de oefening van de brigades als zoodanig zullen de brigadecommandanten erg hard noodig hebbenze zullen wel moeten woekeren met den tijd om hun brigade op te leiden in alle werkzaamheden als genoemd, waar bij nogmaals zij aangeteekend, dat het V. P. T. L. (De oefeningen, hiervoor onder c genoemd, n.l. de oefeningen voor de com mandanten als aanvoerder, kunnen hiertoe ook benut worden zoodat deze oefening grondig zal zijn) en de oefeningen buiten het gevechtsveld uit het R. 1. hoofdzaak moeten blijven. Gemid deld zal elke brig, ct 2 mnd. noodig hebben om zijn oefenstof eenmaal te doorloopen. Ook hier is rekening gehouden met den tijd, dien de brigade gemiddeld op patrouille enz. is. Het hier- bedoelde onderricht is zuiver technisch. Met den beschikbaren tijd moet ook hierbij rekening gehouden worden met de enkele maal, dat de detachementscomdt. zijn detachement als geheel wil oefenen. De slotsom is dus dat met den factor tijd bij de oefeningen op de buitengewesten zal moeten gewoekerd worden en dat voor oefeningen als b. v. de toch al niet gemakkelijke opleiding van 47

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1929 | | pagina 49