70 150 M.de vuurkracht berust bij de 3 1. mitrailleurs. De tirailleurlinie treedt op den achtergrond en heeft plaats gemaakt voor de colonne met eenen en kleine groepjes. De I. mitrs. openen in den regel eerst het vuur. De schutters worden daarna aangetrokken en blijven zooveel mogelijk bij elkander. Uit de rubriek Heere utid Flottenmogen de volgende gegevens omtrent de Japansche luchtmacht worden vermeld. Sedert 1926 heeft Japan 8 zwakke vliegtuigregimenten van 2 a 4 eskaders. Het 7e regiment heeft 2 dag- en 2 nachtbom men werperseskaders. Totaal 25 eskaders, waarvan 11 voor verkenning, 10 voor het gevecht en 4 voorbommenwerpen. 1 esk. telt 8 vliegtuigen; een gevechtsesk. 12 vliegtuigen. In dienst zijn: 260 vliegtuigen, in teserve 200 vliegtuigen. De fransche vliegertactiek wordt toegepast. Groote beteekenis wordt toegekend aan samenwerken met infanterie. Bij de marineluchtvaartdienst zullen op l-l-'29 in dienst zijn17 esk. a 8 vliegtuigen. Aan vliegtuigmoederschepen telt de vloot de Akachi (26900 t., 32 kn.), de Kaga (27100 t., 31 kn.) elk voor 50 vliegtuigen; bovendien de Goscho (9500 t., 25 kn., 25 vliegtuigen) en het transportschip Wakamia (1700 t., 11 kn. voor 11 vliegtuigen). Allg. Schweizerische Militarzeitung. Sept. '28. Het nummer opent met een uitvoerige, bekroonde, prijsvraag, uitgeschreven door de Zwitsersche officiersvereeniging en afkomstig van den bekenden schrijver Gustav Daniker, handelende over Infanterie Begleitwaffen". Betreffende dit vraagstuk, dat in wa- pentechnisch opzicht een der meest interessante problemen van den tegenwoor- digen tijd is en waarover men het nog steeds niet eens is, stelt de schr. zich ten doel te onderzoeken, aan welke eischen het geschut zal moeten voldoen, en in verband met de technische mogelijkheden, de beste oplossing te vinden. Schr. betoogt, dat moderne infanterie in sterke mate afhankelijk is geworden van andere wapens, dat medewerking met vuur zoo noodzakelijk is geworden, dat het niet voldoende is, de infanterie met vuur te ondersteunen, doch de noodzakelijkheid zich voordoet, de infanterie organiek met de daarvoor ge- eigende middelen uit te rusten. Geweren en mitrs. zijn in zekeren zin defen sieve wapens geworden, omdat de verdediger zich daarentegen in het terrein geheel kan dekken. De aanvaller daarentegen is er op aangewezen zich bij het voorwaarst gaan bloot te geven. De artillerie mag niet tegen doelen met meer locale beteeke nis worden versnipperd, terwijl zij in de technische onmogelijkheid verkeert daartegen binnen den gewenschten tijd uitwerking te verkrijgen. Waar deze doelen toch moeten worden bestreden, zullen zware infanterie- wapens den aanval moeten begeleiden. De indeeling daarvan bij de infanterie is mede noodzakelijk, met het oog op omvattingen, in verband met de ge compliceerde verbindingen, welke anders noodig zouden zijn. Ook tegen enkele vechtwagens die verrassend optreden, meet de infanterie zich zelf kun nen verdedigen. Voor vliegerafweer acht schr. organiek indeelen van deze wapens niet noodig, gezien de over het algemeen zeer geringe uitwerking van mitr. vuur uit vliegtuigen op inf. in het gevecht. Bij troepen op marsch en in bivak is de uitwerking belangrijker, doch kan de afweer aan bijzondere wapens worden opgedragen. Organisatorisch moet de infanterie dus alleen die wapens hebben, welke zij op het gevechtsveld bepaald noodig heeft, dus alleen die tegen zeer laag vliegende vliegtuigen. De verhouding van de begeleidings wapens tot de artillerie stelt schr. zich voor als die van de 1. mitrs. tot de zw. mitrs. Schr. gaat vervolgens na in hoeverre met één soort wapen kan worden volstaan. De volgende eischen worden gesteld: uitwerking tegen le vende doelen, echter niet met gasprojectielen wegens het gevaar voor de eigen troepen, groote moreele uitwerking zooals de handgranaat, vermogen om pant sers van vechtwagens van middelbare grootte door te slaan en achter het pantser nog voldoende uitwerking te hebben, mogelijkheid van gebruik tegen laagvlie- gende vliegtuigen, zeer goede trefzekerheid in verband met de geringe voorraad munitie. Taktisch moet dit wapen tot het bataljon behoorenmogelijkheid moet bestaan voor indeeling bij compagnieën en zelfs sectiën, krombaanvuur

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1929 | | pagina 72