In elk geval acht ik het verstandiger voor onze cavalerie te
trachten het gevecht te mijden.
En ik ga geheel accoord met C' waar hij schrijft: „Niet gesteunde
cavalerie zal zich moeten laten leiden door den gedragsregel: zien
en onderzoeken zonder zelf te worden gezien en zeker zonder een
gevecht aan te gaan".
Laat dan ook de cavaleriecommandant vooral niet tegen rijden
opzien!
Natuurlijk een rijden met oordeel en dus niet steeds weer terug
rijden en daarna omrijden met zware marschverliezen en ten slotte
een veel te laat. Laat de cavalerie toch bedenken dat zij haar
bestaansrecht ontleent aan de snelheid van het paard.
En wanneer die snelheid tot resultaat heeft: zware marschver
liezen en een te laat, dan heeft de cavaleriecommandant gefaald.
Wanneer onze cavalerie het zwaartepunt gaat verleggen naar
het gevecht te voet, ook in die omstandigheden waarin alleen door
de snelheid van het paard aan de opdracht kan worden voldaan,
schaf dan het dure paard af.
Voor de Europeesche cavalerie ligt het zwaartepunt inderdaad
in het gevecht te voet; doch gereden en hard gereden zal ook door
die cavalerie nog moeten worden.
Ware dit niet het geval dan zou er alle aanleiding toe zijn tot
inkrimping van het kostbare wapen over te gaan.
Na den stellingoorlog hebben zich dan ook vele stemmen voor
vermindering van de cavalerie doen hooren. Terecht heeft men echter
ingezien, dat ook voor een toekomstigen oorlog het wapen, waarvan
snelheid het kenmerk is, zijn waarde heeft behouden.
Geheel accoord ga ik met hetgeen C' betreffende de verken
ningen in tweeden termijn heeft opgemerkt.
B. Beveiligen.
Beveiligen in zijn sterksten vorm: afwenden, keeren van gevaar.
In zijn zwakkeren vorm: Waarschuwen voor gevaar.
Doch in beide gevallen bedacht zijn op bedreiging, waken tegen
gevaar.
Beveiligen, men voelt onmiddellijk het defensief karakter, dat
er in ligt opgesloten.
Ziet men dus af van verkennen en legt men den geheelen nadruk
op beveiligen, dan volgt daar reeds uit dat de defensieve gedachte
hei van de offensieve heeft gewonnen. Een beginsel dat voor ons
leger nooit heeft gegolden en ook niet goed kan zijn.
A priori maakt men zijne eigen maatregelen al ondergeschikt
aan die des vijands.
Men is bedacht op afweer.
Men is gereed het gevaar, dat zich in de maatregelen van den
vijand zal openbaren, te keeren.
84