2. DE TAAK VAN „ONZE" CAVALERIE. door C'. Nogmaalsen nu, waar het onderwerp naar het ons voorkomt in voldoende mate is belicht, voor het laatst zij het ons vergund de redactie te verzoeken een plaats voor dit onderwerp te wil len inruimen. Ditmaal een kort wederwoord naar aanleiding van het betoog van den majoor der infanterie F. Kroon. (Januarinummer). We zullen ons daarbij beperken tot dat deel van diens opstel, dat direct betrekking heeft op de door ons gegeven beschouwingen. Weinig hadden we kunnen bevroeden, dat onze repliek, ge leverd op de bijdragen van den luitenant-kolonel der cavalerie P. C. Colthoff en van den majoor Thomson, ook grootendeels van kracht zou zijn tegen het toen nog niet verschenen artikel van den majoor Kroon. Wat het eigenlijk gebruik van de cava lerie, in groote trekken betreft kan er vatten we het betoog van den majoor juist niet van groote verschillen gesproken worden behoudens dan op één punt, de door ons genoemde verkenning in eersten termijn, waarop we nog nader terug zullen komen. Ook de heer Kroon wenscht wel degelijk verkenning, zij het dan door de „beveiligende" cavalerie. Hij acht het daartoe noodig (en voldoende?) dat de commandant der beveiligende cavalerie zijn taak ruim opvat. We meenen daarom dat de geachte schrijver behoort tot de genen, waarop van toepassing is hetgeen wij schreven „Vat men het begrip beveiligen zeer ruim op, b.v. beveilig geef mij waarborgen, dat ik mijn plannen kan volvoeren en waarschuw mij tegen maatregelen van den tegens tander, welke mijn plannen in de waagschaal stellen, dan wordt de zaak geheel anders". En toch aarzelen we om met den geachten schrijver samen te gaan, waar hij het al of niet verkennen alsmede het bepalen van de mate waarin verkend zal worden, geheel wil laten af hangen van het inzicht van den cavaleriecommandant. En dit is toch blijkbaar de opvatting van den majoor Kroon waar hij een werkverdeeling bij de beveiligende cavalerie overbodig acht en meent dat het doel bereikt kan worden door te verlangen dat de commandant van de beveiligende cavalerie zijn taak zoo ruim opvat als hij (die cavaleriecommandant dus) noodig oordeelt om zijn deel van het beveiligende werk naar behooren te kun nen verrichten. 89

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1929 | | pagina 15