een gevecht op handen is, kan de grondslag (spatieering van mij. C') van het eigen besluit alleen zijn, de eigen opdracht of de zich zelf gestelde taak, terwijl het eigen inzicht in een tacti- schen toestand goed of fout gegrond op de reeds bekende inlichtingen omtrent den vijand enzvoldoende moeten zijn enz Moet daaruit nu de conclusie getrokken worden dat het A. T. V. welbewust de door ons genoemde verkenningen in eersten termijn overslaat? Wij deden dit niet, maar merkten in ons oorspronkelijk opstel op: „Wij hebben ons afgevraagd of deze punten, althans bij oefe ningen niet meermalen oorzaak zijn geweest, dat men plus royaliste que le roi, nog verder gaat dan dat punt 6(1) (zie boven) aangeeft en zich zoo beijvert om het verwijt „te lang gewacht met het nemen van een besluit'' te ontgaan, dat men begint met het nemen van een besluit en daarna eerst begint met verkennen om nadere inlichtingen te krijgen. M. a. w. men slaat gemakshalve en terwille van de vlotheid de verkenningen in eersten termijn maar over". Na lezing van het betoog van den majoor Kroon vragen we ons af; „is de koning dan zelf plus royaliste geweest dan uit het A. T. V. door ons kan gelezen worden? Zoo ja, dan prijzen we het als een gelukkig toeval, dat dat plus royaliste zijn in het A. T. V. niet scherp genoeg tot uiting is gebracht. Na lezing en herlezing van de punten van het A. T. V. komen we niet tot de slotsom, dat verkenningen, welke den troepen commandant de gegevens kunnen verschaffen (we schrijven met opzet kunnen en niet moeten, omdat dit laatste woord w e 1 strijden zou met het A. T. V. en fout zou zijn) voor het nemen van een besluit, achterwege moeten blijven. Het A. T. V. waarschuwt slechts en inderdaad ten rechte met klem tegen het uitstellen van het nemen van een besluit, totdat alle inlichtingen welke den toestand voldoende dui delijk moeten maken zullen zijn binnen gekomen, omdat een bevelhebber die dat doet, kans loopt met de eigen middelen te laat te komen. Maar moet dat nu reden zijn om heelemaal niet te verkennen, om heelemaal niets te doen? De majoor Kroon voelt trouwens het onjuiste hiervan, waar hij zegt: „en ten slotte mogen we toch wel een weinig vertrouwen hebben in het werk van onze luchtmacht en van den kondschaps- dienst". Wij willen daarin zelfs veel vertrouwen stellen, maar geheel afzien van een waardevol middel als de cavalerie lijkt ons niet juist, zelfs in strijd met het A. T. V. We mogen toch niet vergeten dat de huidige tijd er een is, waarin gedurende den nacht tactisch veel veranderen kan, zooveel zelfs dat, terwijl bij het invallen van de duisternis (dus b.v. na terug- 93

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1929 | | pagina 19