keer van de laatste verkenningsvliegtuigen) de vijand nog op zoodanigen afstand is, dat er nog aan geen gevecht behoeft te worden gedacht, in den loop van den volgenden morgen reeds een besluit tot ontplooiing moet worden genomen. Men denke hierbij aan gemotoriseerde (niet te verwarren met gemechaniseerde) troepen. De luchtmacht kan ons dan zeer wel in den steek laten cavalerie dan uitredding geven, al was het alleen maar om de vliegerberichten te bevestigen of aan te vullen. Het zou daarom naar onze meening niet juist zijn om van dit middel afstand te doen, evenmin als het te verdedigen zou zijn, daarop alle ver trouwen te stellen. Als eindconclusie zouden we willen geven 1. dat de punten, welke in het A. T. V. betrekking hebben op het gebruik van het ruiterwapen ten minste een ruimen uitleg behoeven 2. dat, om te waarborgen dat zulks geschiedt overeenkomstig de wenschen van den verantwoordelijken commandant, het bepaald noodzakelijk is dat ook z. g. beveiligende cavalerie een duidelijke opdracht wordt verstrekt ook voor wat betreft de te verrichten verkenningen 3. dat de verkenning in eersten termijn, d. i. de verkenning welke den commandant gegevens moet verschaffen voor het nemen van een besluit, niet als regel achterwege mogen blijven 4. dat onze cavalerie in zichzelf geen voldoende gevechtskracht heeft om weerstand te overwinnen of noemenswaardigen weerstand te bieden en 5. dat cavalerie verkenningspatrouilles als bedoeld in punt 29 A. T. V. (patrouilles ter sterkte van ten hoogste 2 peloton) moeten kunnen steunen op een gros, waaruit zij kunnen worden aangevuld of vervangen, waarheen berichten kunnen worden gezonden voor verdere doorzending en waarop zij z.n. kunnen terugvallen. Voor wat betreft het punt 36(2) van het A. T. V., luidende: „In elk geval moet de cavalerie zorgen doorloopend in verband te blijven met de beveiligende infanterie" merken we ten slotte op, dat wij met den majoor Kroon de absolute noodzakelijkheid ervan ten volle erkennen, als het handelt om beveiligende cava lerie. Daarvoor geldt het trouwens ook, zooals valt af te leiden uit het feit dat we het aantreffen onder de algemeene beginselen- voor de beveiliging. Onder in verband blijven verstaan we dan geheel overeenkomstig punt 160(1) van ons algemeen gevechtsvoorschrift, het op de hoogte blijven van den algemeenen loop van zaken bij de voor de be veiliging bestemde infanterie-afdeelingen. 94

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1929 | | pagina 20