naai karakter dragen, dat die infanterie door de geheele ge schiedenis behoudt. Bijvoorbeeld Ten tijde van Frederik de Groote kwam het leger niet direct voort uit den staat. Het werfsysteem heerschte, en men kan aannemen dat het leger uit ongeveer 50 °/0 vreemdelingen bestond, en dit buitenlandsche element was zeer onbetrouwbaar. Wel was door het „kantonsysteem" (waarbij aan elk re giment een zeker rayon was toegewezen, waaruit per compagnie jaarlijks een 4- tot 5-tal recruten werd „gerecruteer d",) de kiem gelegd voor een weerplicht, doch bij dat recruteeren ging het er vaak vreemd toe. Want Berenhorst zegt op blz. 447 van zijn werk: „Wanneer men in de toekomst soldaten aanneemt, maar niet meer „a u s h e b t" d. w. z. bei den Haaren unter das gewehr zerret, dan krijgt men vanzelf beter men- schenmateriaal. Desertie was een algemeene kwaal, in Oostenrijk werden Prui sische deserteurs beloond, daarna liet men ze loopen. Vele be palingen van den wachtdienst en den dienst in het kamp waren tegen desertie gericht. Dat in zoo'n leger de discipline hoofdzakelijk met geweld moest worden gehandhaafd, behoeft wel geen betoog. Stokslagen waren aan de orde van den dag. Dat Frederik de Groote niettegenstaande het slechte gehalte der infanterie zooveel bereikte, pleit voor Frederik de Groote, enmisschien voor de straf. De invloed van Frederik de Groote op het leger was enorm. En toch geven wij eene episode uit den slag bij Künersdorf, waarvan een Russisch Generaal schreef „Driemaal heeft de Koning zijn troepen vooruit gebracht. Echter het succes was niet van langen duur. De terugtocht werd steeds meer een vlucht gelijk. De Koning is de laatste. Steeds weer probeert hij tenminste één troep te samen te brengen, om weerstand te bieden. Door allen verlaten wil hij niet vluchten. Twee paarden heeft hij verloren. Zijn jas is met kogels doorzeefd. Zoo staat hij alleen door een page vergezeld op den Mühlberg". (Uit Graf von Schlieffens„Friedrich der Grosze"). Bewondering voor den Groot Koning spreekt uit ieder woord van den Rus. En zoo werd de Koning gevonden door een ritmeester, verge zeld van een 40-tal „Zietensche" huzaren, die hem bewogen mede te gaan. Geen Infanterieafdeeling bleef hem ter zijde. Zou dat Napoleon zelfs in zijn slechten tijd ooit zijn overkomen? Lag het aan Frederik de Groote of aan de infanterie Wij gelooven grootendeels aan de laatste. Want de Koning had door loopenden zorg voor zijn troepen. Ook hij wist het juiste woord op de juiste plaats te brengen. Wij zouden hiervoor willen aan- 102

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1929 | | pagina 28