wist te dragen, die zulke momenten te boven kwam. Want we gelooven niet, dat er één oorlog gewonnen is, waarin de tactiek het de strategie zoo moeilijk maakte en de infanterie zulke moei lijke momenten bezorgde. Terecht mocht von Molkte in 1870 zeggen: „Die dappere troepen, overal waar men ze brengt over winnen ze". De gevechten van St. Privat en de Mance-slucht, zijn geen roemrijke feiten voor de Pruisische gevechtsleiding, doch vooral bij St. Privat verwierf de Pruisische infanterie onsterfelijken roem. Men heeft in Pruisen dergelijke feiten vaak verheerlijkt, zeer verklaarbaar en min of meer terecht, want gelukkig een leger, dat zulke infanterie bezit. Doch ontegenzeggelijk zijn en moet men er de noodige lessen uit trekken. Zeker, het is goed, indien men kan wijzen op het feit, dat de „eigen infanterie verliezen wist te dragen", doch indien die verliezen o n n o o d i g worden geleden, hebben ze zoo weinig rendement en wat nog erger is, men loopt zooveel kans het beste van zijn infanterie onnoodig te zien verbloeden. Die goede elementen zijn zoo moeilijk aan te vullen, men kan ze zoo missen in latere momenten. Graf v. Schlieffen begreep zoo goed het groote gevaar, dat daarin schuilt, zoo treffend teekende hij het optreden van de garde bij St. Privat. Wij gelooven niet, dat er één chef geweest is, die de fouten van zijn eigen leger zoo helder zag, en zoo scherp naar voren wist te brengen. Doch het mocht niet baten. De gevechtsleiding had de oude fouten in 1914 niet geheel weten te bezijdigen. Zoo zien we in 1914 die prachtige Duitsche infanterie ten aanval gaan, zonder steun van de h u 1 p- v/ a p e n s. De goede infanterie verbloedde onnoodig snel, en Duitschland heeft die gevolgen wel ondervonden. En weer waren er schrijvers, die schreven, dat de Duitsche infanterie van 1914 „verstond verliezen te dragen", doch nog meerdere schrijvers zijn tegen een dergelijk gebruik van de infanterie opgekomen, bewerend, dat een dergelijk gebruik den troep onnoodig doet slijten, dat juist een dergelijke infanterie met takt en inzicht moet worden ingezet, daar zulke troepen doorzetten, wat ook de gevolgen zijn. Terecht mocht generaal von Kuhl in een van zijn werken zeg gen: „Wij (de gevechtsleiding) maakten fouten, de troep ge ene, die was vlekkeloos". Inderdaad, dat was de Duitsche infanterie van 1914. Betere troepen zijn niet denkbaar, dan die welke Duitschland in den aanvang van den wereldoorlog het veld inzond. En wij vragen ons af, of de Duitschers bij een dergelijke infan terie, met hun „drill" wel eens niet te ver zijn gegaan of het „Beharrungsvermögen" ook in dit opzicht niet te groot is geweest, of de „traditie" ook bij de opvoeding en africhting niet te 105

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1929 | | pagina 31