Nauwelijks was de revue geëindigd, of men ontving de order "voor den terugtocht. Geen 50°/0 van het korps was nog over. De meest gruwelijke terugtocht, die de geschiedenis misschien wel weet aan te wij zen nam een aanvang. Men kan zich voorstellen, welk lijden het leger wachtte in een streek, die te voren door Franschen en Russen verwoest was. Indien nog enkele huizen stonden, waren ze zonder bewoners. Onze eerste hulpbronnen bevonden zich te Smolensk. Tot die plaats moest men wachten, daar in de heele streek geen meel* vleesch of fourage was te krijgen. Wij waren aangewezen op de levensmiddelen die we uit Moskou hadden medegenomen, doch deze waren beperkt, en bovendien ongelijk verdeeld, zooals met alle dingen door plundering verkregen. Om de weinige levensmiddelen te bewaren, moest men de paarden sparen, die ze vervoerden, en gebrek aan voeding deed ze dagelijks in groote getale sterven. De weg was bezaaid met achtergelaten caissons, kanonnen en voertuigen, want de paarden hadden geen kracht ze te trekken. Aan het hoofd marcheerde een kolonne gevangenen, begeleid door troepen van de „Confédération du Rhin". Men gaf die gevangenen nauwelijks wat paardenvleesch, en de soldaten van het escorte, doodden dengene die achterbleef. Hunne lijken lagen aan den kant van den weg. En op den terugtocht werden de laatste over blijfselen der gehuchten, aan de vlammen prijs :g e g e v e n. Zoo was het begin van den terugtocht. De koude verhoogde ons lijden. Vele soldaten uitgeput van vermoeienis, wierpen de wapenen weg, verlieten het gelid en marcheerden alleen. Zij hielden overal stil, waar zij hout zagen branden, om een stuk paardenvleesch te kunnen roosteren, indien hunne kameraden het hun lieten houden, want de soldaten stier ven van honger, en namen met geweld levensmiddelen van dengene die alleen liep. Wij willen terwille van de taal een stukje onvertaald laten volgen Qu' on se représente des plaines a perte de vue couvertes de neige, de longues forêts de pins, des villages a demi brulés et déserts, et a travers ces tristes contrées une immense colonne de malheureux, presque tous sans armes, marchant pêle-mêle et tombant a chaque pas sur la glacé auprès des carcasses des chevaux et des cadavres de leurs compagnons. Leurs figures por- taient l'èmpreinte de l'accablement ou du désespoir, leurs yeux étaient éteints, leurs traits décomposés et entièrement noirs de crasse et de fumée. Des peaux de mouton, des morceaux de drap leur tenaient lieu de souliersils avaient la tête enveloppée de chiffons, les épaules revêtues de couvertures de chevaux, de 109

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1929 | | pagina 35