Tot het bittere einde volgden zij den grooten chef. Niettegen staande alle fouten en tekortkomingen oogstte o. i. de Fransche infanterie van Napoleon onsterfelijken roem. Overste Malachowsky bespreekt in zijn meergenoemd werk eveneens de Fransche infanterie van dien tijd. Hij bespreekt o.m. het leger van 1804 in het kamp van Boulogne, geeft aan dat de discipline slap was, en drinken algemeen was, en zegt dan „Das ist die Gründüng der Grande Armée" (uit Fézensac). Generaal Fézensac geeft dit niet alleen toe, doch zegt bovendien, dat in andere landen de discipline meestal op een vastere basis gebaseerd was. In die landen waren de soldaten vaak slaven van hunne meer deren. In Frankrijk gehoorzaamt een soldaat den meerdere, res pecteert hem, doch weet ook, dat deze hem opmerkzaamheid is verschuldigd. Een soldaat is mensch, evengoed als de officier en bo vendien kan de soldaat ook officier worden. Samenhoorigheid- s gevoel, en vertrouwen waren in dien tijd de basis van de discipline. Tot zoover Generaal Fézensac. Verder bespreekt de schrijver het verval van het Napoleonti sche leger, en zegt dan aan het slot, dat de legers der kon scriptie nauwelijks meer samenhang hadden, dan het leger van Frederik de Groote. Doch zoo'n vergelijking is niet zoo heel makkelijk. Wij zouden alleen maar willen wijzen op de absoluut andere omstandigheden. Ten tijde van Frederik de Groote bestonden geen geforceerde marschen. De verpleging was door het magazijnsstelsel verzekerd. Bovendien zorgde de Koning uitstekend voor den troep. Het Pruisische leger van 1806 had een buitensporige trein. In 1806 waren marschen van 5—7 mijl zwaar, en wat zag men bij Jena? Bij Napoleon waren geforceerde marschen geen zeldzaamheid. De verplegig was niet verzekerd. De uitvoering der gebrekkige verpleging liet vaak veel te wenschen over. Napoleon eischte het b o v e n m e n s c h e 1 ij k e, om het m e n s c h e 1 ij k e te krijgen. Dit gepaard aan de lange veld tochten, maakte dat die gevolgen komen moesten. De tocht naar Rusland is voor ons geen „zwarte bladzijde" in de geschiedenis van de Fransche infanterie. Integendeel. De infanterie, die onder zulke omstandigheden nog vecht als bij Krasnoi bewonderen we. Bij alle zwarte punten, dient o. i. ook het mooie naar voren gebracht te worden. En er is o. i. veel moois aan te wijzen. Voor dat mooie heeft de Fransche infanterie van dien tijd recht op waardeering en bewondering van elk goed militair. Wel zijn we het eens met Overste Malachowsky als hij zegt„Zooals het bij Frederik de Groote met de terreinbenutting, zoo ging het later de Franschen met het tir. gevecht. Zij zien de voordeelen in, prijzen het ook, doch de natuur der middelen, laat 112

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1929 | | pagina 38