„De slagen worden door een sterke artilleriemacht beslist. Zooveel wist men uit de oorlogen van het begin der eeuw. Om dit „Mittel zum Siege" niet te vroeg uit de hand te geven, werd de reserve-artillerie een plaats zoo vermogelijkachter in de marschcolonne aangewezen. Het was ook goed voor den aanvoerder, dat hij liefst zoo laat mogelijk „in die Verlegenheit versetzt wurde", dat vreemde hulpwapen te gebruiken. Als dan tenslotte de infanterie den aanval zou doen, stond ze radeloos en onmachtig voor de lange Oostenrijksche artillerieliniën". De eigenlijke slag maakte de infanterie nog liever alleen. Eerst in 1870 zien we het gevecht meer als een gevecht der „Verbonden Wapens" ontwikkelen, om dit in den wereldoorlog eerst goed te worden, doch waarin de infan terie de hoofdrol vervulde. De infanterie is het hoofdwapen, al het andere dient slechts om dat hoofdwapen te steunen. Deze regel was reeds lang geldig en zal van kracht blijven zoolang er legers zullen zijn. Alle legers staan of vallen met een goede infanterie. De legioenen van Ceasar, de Pommeren van Frederik de Groote, de Garde van Napoleon zijn wereldberoemd, misschien alleen wel door de personen die ze vormden, Krijgsgenieën voor alle tijden, die de krijgskunde op hoog peil deden staan, en de infanterie de rol deden vervullen die haar toekwam. Met het verval der krijgskunde zakt immer ook de infanterie in beteekenis. Wij hebben reeds de opkomst van Pruisen na 1812/13 besproken. Het glanspunt vormt wel het jaar 1870, waarin Bismarck den Duitschen Staat stichtte. Het is een tijd, waarin het Leger hoog stond aangeschreven, en een geniaal man als von Moltke steeds aan de verbetering van het oorlogsinstrument werkte. En in dat instrument was de infanterie het hoofdwapen, stond het best aan geschreven, was feitelijk het elitewapen, dat zijn lauweren in 1870 had geplukt. En de infanterie is dat in Duitschland gebleven. De krijgsgeschiedenis werd ernstig bestudeerd. Duitsche militaire werken stonden in het buitenland hoog aangeschreven. En aan de vorming van een juiste infanterie-taktiek werd veel werk besteed. Graf v Schlieffen volgde de voetsporen van zijn voorganger. Zijn „Krieg der Gegenwart" is een ernstige, hoogstaande studie, een poging om de taktiek aan de eischen van een komenden oorlog te doen beantwoorden. Doch door verkeerd aangekweekte eigenwaarde bleven de hulp wapens technisch en taktisch achter. In de laatste jaren voor den oorlog was er wel een kentering merkbaar, en in 1914 bestond wel de goede wil om eikaars werk te 116

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1929 | | pagina 42