4. DE TAAK VAN DE VERPLEGINGSOFFICIEREN. HUNNE
VERHOUDING TOT DE TROEPENCOMMANDANTEN EN TOT
DE INTENDANCE, HUNNE INDEELING EN OPLEIDING BIJ
MANOEUVRES.
door
A. J. B.
In artikel 216 van het A. T. V. wordt het navolgende omtrent
verplegingsofficieren voorgeschreven
„(1) Met de verdeeling van de verplegingsmiddelen over de
„troepen worden bepaalde officieren (verplegingsofficieren) belast.
„In den regel zullen de officieren der militaire adimistratie voor
deze taak „worden aangewezen.
„(2) Het toezicht op de verdere verdeeling van de verplegings-
„artikelen bij de onderdeelen, zoomede de zorg voor de bereiding
„van de spijzen, blijft onder alle omstandigheden tot de taak
„van de troepenofficieren behooren.
„(3) De verplegingsofficieren ontvangen op de hoofd verstrek-
„kingsplaats(en) de bij de troepen benoodigde verplegingsmid
delen".
De tegenwoordige opvating omtrent verplegingsofficieren en
hun taak komt niet meer overeen met het bepaalde inhetA.T.V.,
zoodat dit voorschrift dan ook dient gewijzigd te worden. In het
Wet. Jaarbericht 1926 der I. K. V. vinden we op blz. 285 e. v.
onder de „Algemeene beginselen voor de verpleging in oorlogs
tijd" het een en ander hierover vermeld. Waar die beginselen in
groote lijnen zijn aanvaard, zullen zij als grondslag dienen onzer
beschouwingen over dit onderwerp.
In de eerste plaats wordt aanbevolen geen officieren of onder
officieren van de administratie met die functie te belasten, omdat
deze het met hun eigen werk te druk hebben. Dit is inderdaad
juist. De administrateur te velde heeft het al zoo volhandig
met zijn eigen taak, dat het voor hem onmogelijk moet worden
geacht daarnaast nog de vaak zeer zware taak van verplegings-
officier op zich te nemen.
Bovendien heeft men als verplegingsofficier personen noodig,
die de noodige getraindheid bezitten om het leven te velde
met al zijn vermoeienissen en ontberingen gedurende langen
tijd te kunnen doorstaan, die de noodige routine hebben om
122