153 6. BOEKAANKONDIGING. In dank ontvingen we van den schrijver Het goed recht der oud-gedien- den van het N. I. Leger van vóór 1920. Met een open Brief aan Z. E. den Minister van Koloniën" door K. van der Maaten. De aard van den inhoud van het 90 bladzijden omvattende werkje, moge voor den lezer duidelijk worden uit den open brief, welke we hier in extenso laten volgen. OPEN BRIEF. Chailly sur Clarens, November 1928. Aan Z. E. den Minister van Koloniën. Excellentie, De achterstaande brochure is gericht tegen de Regeering in Nederland en tegen die in Nederlandsch-Indië. Al is het te begrijpen, dat een Minister, zoomin als een Gouverneur- Generaal, van alles tot in détails op de hoogte kan zijndat hij in zijn veelomvattenden werkkring niet in staat is zich persoonlijk van alles tot in bijzonderheden op de hoogte te stellen en dat hij daarom in vele opzichten en meermalen moet afgaan op de inlichtingen van zijn daartoe aangewezen ambtenaren en andere organen, zoo is en blijft toch de Minister, zoowel als de Gouverneur-Generaal ginds, de verantwoordelijke persoon. Welnu, Excellentie, er is onrecht gepleegd tegenover de oud-strijders van het N. 1. Leger van vóór 1920, doch niet alleen door U, maar ook door Uw beide voorgangers, Minister Mr. S. de Graaff en Minister Ch. J. S. M. Weiter, zoomede door den Gouverneur-Generaal Jhr. Mr. A. C. D. de Graeff en diens voorganger Z. E. Mr. D. Fock. Zéér zeker, onrecht en die oud-strijders vragen, wat zij nu al negen jaar doch tevergeefs doen, zij vragen recht en herstel van onrecht. Zooals Uwe Excellentie weet, is men thans in Indië en Nederland bezig handteekeningen te verzamelen voor een massa-adres aan H. M. de Koningin, teneinde Hoogst-derzelver tusschenkomst in te roepen tot het verkrijgen van gelijkstelling van de pensioenen der vóór 1 Januari 1920 gepensionneerde militairen van het N. I. Leger met die overeenkomstig de in 1920 gewijzigde pensioenschaal, welke gelijkstelling hun door de Regeering tot dusverre is geweigerd. De beweegredenen voor dat algemeen verzoek spruiten voort eensdeels uit menschelijkheid en uit deernis met den toestand dier oud-strijders beneden den rang van Onder-Luitenant; anderdeels uit eergevoel tegenover hen en tegenover de vóór 1920 gepensionneerde Officieren, onder wie zij eertijds te velde waren. Die zich tot H.M. wendende Nederlanders willen die gelijkstelling der pensioenen zien aangemerkt als een eereschuld, als een zaak van nationale eer (sic), vanwege al hetgeen die oud-gedienden in den Indischen Archipel hebben tot stand gebracht onder de bevelen van Z.E. den Luitenant-Generaal J. B. van Heutz, daarna onder diens bestuur als Gouverneur-Generaal. Al moeten die oud-strijders, zoo Officieren als Onder-Officieren, Korporaals en Soldaten, dien Iandgenooten erkentelijk zijn voor die uit hun gemoed voortgesproten demonstratie en voor de gevoelens van humaniteit, erkentelijk heid en edelmoedigheid, welke daaraan ten grondslag liggen, zoo acht ik het toch bovendien gewenscht in achterstaande brochure aan te toonen, dat die

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1929 | | pagina 79