154
oud gedienden, van welken rang of graad ook, op bovenbedoelde gelijkstelling
uit een publiek-rechtelijk oogpunt wel degelijk ook recht hebben.
En ik acht zulks te meer gewenscht, omdat U en Uw beide voorgangers,,
zoomede achtereenvolgens de beide Gouverneurs-Generaal voornoemd, in
tegenstelling met de Indische Regeering in 1919, Zich steeds op'het standpunt
hebben gesteld, dat met de pensionneering de publiekrechtelijke band tusschen
den Staat en den gepensionneerde heeft opgehouden te bestaan.
Maar het tegendeel hiervan en de onhoudbaarheid van dat standpunt der
Regeering in de brochure aantoonende, ben ik tevens in de noodzakelijkheid
geweest de uit dat Regeeringsstandpunt voortspruitende zoomede de nog verder
door Haar aangevoerde motieven niet alleen te ontzenuwen maar ook te doem
uitkomen, hoe bij het aanvoeren daarvan meermalen bij de debatten en in de
Memories van Toelichtingen Antwoord, zoowel in Indiëalsin Nederland, niet
alleen de logica doch ook de juiste voorstelling van zaken in het gedrang
kwamen.
Ik hoop dan ook, dat Uwe Excellentie, in weerwil van Uwe drukke Ambts
bezigheden, wel Uw aandacht zal willen wijden aan die brochure, want het:
gaat daarin om het recht van duizenden. Of zijn het er nog maar eenige
honderden? Dan, Excellentie, zouden er in die negen jaar honderden en
honderden ten grave zijn gedaald, aan wie de Regeering het begane onrecht
niet meer zou kunnen herstellen.
De lectuur der brochure zal U slechts weinig tijd kosten, want ik heb haar
met opzet zoo kort mogelijk gehouden en mij tot de hoofdzaken en het
principieele beperkt, opdat zij zou worden gelezen en niet ter zijde gelegd,
want het is mijn bedoeling te worden gelezen.
Het is mijn bedoeling te worden gelezen niet alleen door Uwe Excellentie
en door Z. E. den Gouverneur-Generaal, maar ook door de Leden van den
Raad van Nederlandsch-Indië; door de Leden van den Indischen Volksraad,
zoomede door de Leden der beide Kamers van de Staten-Generaalkortom
door allen, die medezeggenschap hebben in deze aangelegenheid.
De oud-gedienden van vóór 1920 vragen dus recht en herstel van onrecht.
Zij willen geen tegemoetkoming in welken vorm ook; zij willen volledige
gelijkstelling hunner pensioenen met de pensioenen volgens de pensioens-
schaal van 1920.
Zij vragen dat thans reeds negen jaar lang.
Ik heb de eer te zijn van Uwe Excellentie
de gehoorzame dienaar,
K. VAN DER MAATEN,
Generaal-Majoor b. d.
De schrijver geeft overigens een vrijwel volledig beeld van dit belangrijke
vraagstuk, dat zooals bekend reeds jaren lang veler gemoederen in beweging
brengt en in het bijzonder den Iaatsten tijd weder actueel is geworden door
het massa-adres aan H.M. de Koningin.
Na een kort historisch overzicht bespreekt de schrijver het door de Re
geering ingenomen standpunt met het oogmerk de door de Regeering in Indië
en in Nederland bij verschillende gelegenheden te berde gebrachte motieven
te ontzenuwen.
Schrijver is goed gedocumenteerd. Uit de laatste verslagen van de behan
deling van de Indische begrooting in de Tweede Kamer blijkt evenwel dat
de kansen op algeheele gelijkstelling voorshands niet groot zijn. In verband
hiermede moge het volgende uittreksel een plaats vinden
De heer Koningsberger, Minister van Koloniën: Mijnheer de Voorzitter!
Zeer te recht heeft de geachte afgevaardigde de heer van Boetzelaer naar
aanleiding van de quaestie van de pensioenen zooeven opgemerkt, dat tevre
denheid op dit gebied wel nooit zal worden bereikt. Nauwelijks waren bij de
begrooting voor 1927 de nieuwe regelingen vastgesteld, waarmede men toen
heette tevreden te zijn, of opnieuw kwamen van alle kanten verzoeken om