155 verhooging en ik ben overtuigd, dat, wanneer wij nu de verhoogingen, in den vorm van hetgeen nu wordt verlangd, gingen toekennen, wij geen 24 uur later in onze brievenbus requesten zouden vinden om verdere verhooging. Ik heb reeds meermalen in deze Kamer gezegd, dat van mij niet kan worden verwacht, dat ik nog maatregelen zal voorstellen om de wettelijke pensioenre geling nog te gaan veranderen in de richting van verhooging. Deze zelfde aangelegenheid is verleden jaar ter sprake gekomen in de Eerste Kamer naar aanleiding van een redevoering van den heer Verkouteren, en ik heb toen hetzelfde standpunt ingenomen als thans, maar ik heb daaraan toegevoegd, dat door mij wel in overweging zou worden genomen de incidenteele hulp verschaffing aanzienlijk te verruimen en te vergrooten. Daartoe dient het steunfonds, dat zooeven door den heer van Boetzelaer is genoemd, en nadat die toezegging van mij in vervulling is getreden, is ook van dat steunfonds een aanzienlijk grooter gebruik gemaakt; dat fonds is voor aanvulling vatbaar en beschikt dus over meer geld dan daarvoor op de begrooting is te vinden. In dit verband wijs ik ook op een omstandigheid, waarop mijn ambtgenoot van Financiën heeft gewezen in zijn Memorie van Antwoord op de begrooting voor dit jaar. Ook daar is de pensioenquaestie ter sprake gekomen; hij zegt aldaar „Bij de beoordeeling van deze aangelegenheid dient intusschen niet uit het oog te worden verloren, dat een pensioen, zoowel onder de oude als onder de nieuwe wetgeving, afhankelijk is van het aantal dienstjaren en niet gebonden is aan een algemeene, met het noodzakelijk levenson derhoud verband houdende som". En vooral voor de oud-Indische militairen geldt dat in meerdere mate dan voor de Hollandsche, omdat er onder hen velen zijn, die slechts een luttel aantal jaren in dienst zijn geweest en daaraan natuurlijk niet aan spraken kunnen ontleenen om voor hun verder leven een onbezorgd bestaan te hebben. En daarom is er van mij geen verruiming van de pensioenbepalingen, zooals die bij de wet zijn geregeld, te verwachten. Daarentegen blijf ik gaarne bereid, zooals uit mijn toezegging ten aanzien van het steunfonds gebleken is, om de vereenigingen en organisaties, die zich met de verzorging van oud militairen en gebrekkige militairen en hun weduwen en weezen bezighouden, zoo goed mogelijk te helpen. De vereeniging: „Voorwaarts" heeft onlangs aan den Gouverneur-Generaal verzocht om subsidie, maar die vereeniging heeft verzuimd daaraan gegevens toe te voegen, waarop een beslissing kon worden genomen, en de Regeering heeft in dien geest geantwoord. Maar wanneer die vereeniging een tweede verzoekschrift indient, en dit dan beter motiveert en beter adstrueert met be rekeningen, dan kan de Indische Regeering de zaak nog eens in beschouwing nemen. Het verzoekschrift van het Nationale Fonds, dat eveneens aan de Indische Regeering is gericht, is zeer onlangs eerst met advies van de Indische Regeering teruggekomen. Over dat advies kan ik op het oogenblik nog niet spreken. Ik heb mijn opinie daarover nog niet vastgesteld. In het algemeen dus, en hiermede recapituleer ik, moet men van mij geen verruiming van de wettelijke regeling verwachten, maar wel ben ik bereid tot incidenteele hulp in gevallen, waarbij dat werkelijk noodig is. Tien begrootingen met den Volksraad. Samengesteld bij de Generale The saurie van het Departement van Financiën in Nederlandsch-Indië ter gelegen heid van het tienjarig bestaan van den Volksraad. Een boekwerk dat ook voor ons officieren van beteekenis is, omdat een bladeren alleen al ten goede komt aan het voor een ieder zoo noodige inzicht in de Indische Staathuishouding. Een meer aandachtige beschouwing voor de verschillende cijfergroepeeringen, welke bovendien vergezeld gaan van een aantal duidelijke grafieken, kan menigeen behoeden voor hel uitspreken van een al te lichtvaardig oordeel, zooals meermalen openlijk ook in de pers we denken o. a. aan de beschouwingen ten vorige jaren over de oorlogsbegrooting gegeven door M. M. in het Soerabajasch Handelsbladwordt uitgesproken. We

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1929 | | pagina 81