156
kunnen dan ook een ieder, die in dit onderwerp wenscht door te dringen
aanraden te beginnen met een bestudeering van het hier besproken overzicht.
Voor het werk is een vorm gekozen, die de ramingen in haar uiteindelijke
in de wet vastgelegde, dan wel wat de middelen betreft in de officieele toe
lichtingen vermelde getallen jaar voor jaar van dit tijdvak weergeeft. Getracht
is voor den gewonen dienst, en voor zulks noodig voorkwam ook voor den
buitengewonen dienst, een beknopte toelichting te geven van de reden der
verschillen tusschen de ramingen, door melding te maken van die maatregelen,
die in overleg, bijna altijd ook wel in overeenstemming, met den Volksraad
op de begrooting zijn gebracht, daarvan zijn afgevoerd of tot nieuwe inkom
sten hebben geleid, en derhalve direct en indirect de vele stijgingen en weinige
dalingen hebben beïnvloed. Hier en daar is mede een korte toelich
ting gegeven van de uitkomsten, inzonderheid daar waar belangrijke
afwijkingen met de ramingen en met de uitkomsten van vorige jaren
daartoe aanleiding gaven of waar in het algemeen verband een nadere be
spreking van de uitkomstcijfers niet kon worden gemist. Het boekje wil
slechts in groote trekken een duidelijk beeld geven van de meest belangrijke
momenten, die de geschiedenis der Indische financiën de laatste tien jaren
heeft gekend en vastleggen de maatregelen, die in dit tijdvak door min of
meer krachtige aanslagen op de schatkist en op den belastingbetaler en ge
bruiker van 's Lands producten en eigendommen via het budget zijntotstand
gebracht. Het wil oriënteeren in een financiëel interessant verleden. In zoo
verre kan het een bijdrage zijn voor de kennis van de beteekenïs van budget-
werk, waaraan de Volksraad 10 jaar achtereen aandeel had.
Voorwat betreft „Oorlog" valt uit het werk te vermelden
Ramingen en uitkomsten betreffende het departement van Oorlog over het
tienjarig tijdvak 1919 t/m 1928 wijzen op vier scherp gemarkeerde perioden:
stijging van de uitgaven in 1919-1922, onder invloed van de prijsstijging
gedurende den oorlogs- en naoorlogstijd
daling in 1922-1924;
consolideering in 1924-1926, aansluitende aan de recente kostenvermeerdering
als gevolg van de onlusten in het najaar van laatstgenoemd jaar.
Van deze ups en downs zijn de sterke stijging en nog krachtiger daling,
met 1922 als keerpunt, uit financieel oogpunt het belangrijkst.
Aan de hand van de cijfers wordt de aandacht erop gevestigd dat de stij
ging van uitgaven in den aanvang der onderhavige tienjarige periode geen
belangrijke versterking, doch de daarop in 1922/24 gevolgde bezuiniging geen
beduidende aantasting van de legerorganisatie heeft gebracht.
Evenzeer duidt de loop van de uitgaven voor bezoldigingen, soldijen, toelagen
en andere personeelskosten voor de verschillende wapens en uit geldelijk
oogpunt belangrijkste diensten erop, dat de bezuiniging vitale legerblangen z.
m. ongemoeid heeft gelaten.
De in 1922 aan den Volksraad medegedeelde gewijzigde legersamenstelling.
waarin verscheidene tijdelijke uitbreidingen werden geconsolideerd, hield,
rekening houdend met de indeeling van Europeesche dienstplichtigen,
alsmede met een ruimer gebruik van mitrailleurs, dan ook slechts een inkrim
ping tot een bedrag van f 1.25 millioen in.
Voorts had in die jaren een relatieve verzwakking van de infanterie plaats,
toen de in de buitengewesten door de gewapende politie te verrichten
diensten gedeeltelijk aan het leger werden overgedragen, waarmede de over
brenging 'van 44 brigades van het hoofdwapen van Java naar die gewesten
gepaard ging. Berustte deze maatregel o.m. op een streven om het leger,
voor zoover dit over voldoende personeel beschikte, ten volle te benutten,
tijdens de onlusten in 1926 bleek, dat de op Java gebleven troepenmacht, welke
genoegzame reserves voor de buitengewesten moet omvatten en bovendien
redelijke zekerheid dient te bieden om onder de zich wijzigende omstandig
heden rust en orde op het hoofdeiland te handhaven, organiek uitbreiding
behoefde. Daartoe werd in 1927 besloten (begrootingen 1927 en 1928).