158
7. ORGAAN N.I. O. V. NOVEMBER- EN DECEMBERNUMMER 1928
Het Novembernummer is voor een belangrijk deel gewijd aan de verslagen,
van de Academie-feesten te Weltevreden, Bandoeng, Magelang en Malang;
voorts treft men er eenige bijzonderheden in aan betreffende de viering van
het eeuwfeest te Breda zelf. We mogen noemen de zeer goed verzorgde
foto's, alsmede de feestrede uitgesproken op den 19den October 1928 in
de Oroote Kerk te Breda. Deze rede werd uitgesproken door den Generaal-
majoor der Artillerie b/d W. E. van Dam van Isselt en draagt een geschied
kundig karakter.
In een opstel „De symbolieke beteekenis van het militaire vaandel" wordt
een korte schets gegeven van de geschiedenis van de vaandels van het Neder-
landsche en van het Ned.-Indische leger. We lezen erin„We hebben uit
deze zeer beknopte aanhaling uit de geschiedenis van onze vaandels, zoowel
in het moederland als in Nederlandsch-Indië kunnen zien, dat de vaandels op
het gevechtsveld geboren zijn, daar tot grootsche daden geleid hebben, daar
door hun werkkring geworden zijn symbolen van de eenheden en van de
tradities van de korpsen.
De oorlogsindrukken van den kolonel Lebaud worden voortgezet.
Van Renesse schrijft over Non-coöperatie-onthoudingspolitieken geeft in
verband hiermede een beschouwing over de, onder de leiding van Ghandi
staande, non-coöperatie-beweging in Britsch-Indië. Schrijver deinst niet terug
voor scherpe kwalificaties. Een conclusie vormende zegt schr„Zoodat voor
een conclusie niets anders overblijft dan de opmerking, dat men met de in
voering van de non-coöperatie het wil doen voorkomen, alsof het hier te
lande op dezelfde wijze is gesteld als in Britsch-Indië en dat onder het masker
van een niets zeggende en weinig beteekenende non-coöperatie-formuleering
men zich gaat voorbereiden voor het kweeken van politieke leiders, ten einde
naar de macht te kunnen grijpen. Wel is waar wenscht men, zooals herhaal
delijk wordt verzekerd, geen geweld, maar zelfs Ghandi heeft dat niet weten
te voorkomen.
Overigens bevat het nummer voornamelijk de gebruikelijke volksraad- en,
persoverzichten en vereenigingsnieuws.
Het Decembernummer biedt ons buiten de laatstgenoemde rubrieken o. a.
een opstel getiteld „Populair-wetenschappelijke beschouwingen over de eischen,
die de practische moderne voedingsleer aan een goede voeding stelt; ont
wikkeling van normen voor de voeding van de Enropeesche militairen in
Nederlandsch-Indië en aan de hand daarvan hun garnizoensvoeding beoor
deeld. Een vlot en helder geschreven opstel, dat evenwel voor de troepen-
officieren slechts van zeer betrekkelijke waarde is omdat zij in de schaft-
orders van het Menage-voorschrift voldoende leidraad vinden voor de
practijk, terwijl naar het voorkomt het opstel voor de Intendance-officieren
weinig of geen nieuwe gezichtspunten opent. Deze uitspraak vindt steun in
schr.'s conclusie luidende. „Samenvattende kunnen wij zeggen, dat de voeding
voor de Europeesche militairen, die gebaseerd is op de schaftorder A van het
Menage-voorschrift, over het algemeen genomen niet alleen aan alle eischen
der voedingsleer voldoet (we mogen toch wel niet anders verwachten. C')
maar bovendien in verband met het feit dat zoowel de verstrekte hoeveelheid
vet als koolhydraten eenigszins aan den hoogen kant is, met het gevolg dat het
energie maximum voor garnizoensvoeding wordt bereiktenz.
J. B.A. Buning geeft een beschrijving met schets van een Indische bivakwo
ning op het terrein van de Koninklijke Militaire Academie (gebouwd ter ge
legenheid van het eeuwfeest).
T. v. P. geeft een aanvullende beschouwing op het artikel„de botsing tus-
schen Oost en West". Schr. stelt o. a. de vraag, welke houding west-Europa
tegenover de diverse anti-Europeesche stroomingen heeft aan te nemen.
Voorwaar een moeilijke vraag, waarop menigeen gaarne het antwoord zou:
vernemen. Immers dan zou een heel netelig vraagstuk zijn opgelost.