159 Het wekt geenszins verwondering, dat de heer van R. die hier wordt aan gevallen openlijk toegeeft niet in staat te zijn het gevraagde antwoord te geven. De oorlogsind.ruk.ken van den kolonel Lebaud worden vervolgd. Koremans bespreekt„De ontwikkeling der chemische oorlogsindustrie tijdens den wereldoorlog"Het is een zeer beknopt overzichtje. P v.M. belicht uitvoerig de kwestie: „De Vereenigde Staten en het Nicara gua kanaal" Het betoog kan beschouwd worden als een aanvulling op een artikel oorspronkelijk verschenen in de Java-bode en overgenomen in het persoverzicht van het Novembernummer van het orgaan. Voorts bevat dit nummer het ontwerp van wet op het militair onderwijs met memorie van toelichting. Dit ontwerp is thans den volksraad ter behandeling aangeboden. Het zal dus nog wel eenigen tijd duren voordat dit ontwerp iijn weg naar de Staatscourant gevonden heeft. 'We lezen o.a. Voor wat aangaat de opleiding voor het Nederlandsch- Indisch leger zal het uitsluitend aannemen van cadetten in het eerste studie jaar gehandhaafd moeten blijven, omdat anders zeer ernstige moeilijkheden voor de adspiranten, uit Nederlandsch-Indië afkomstig zouden ontstaan. Voor toelating tot de H.K.S. zal na de tot standkoming van deze wet voor wat betreft het leger in Nederlandsch-Indië de eisch gelden ten minste vijf jaren en ten hoogste twaalf jaren als officier hebben gediend. 8. TIJDSCHRIFTENOVERZICHT. Koloniaal Tijdschrift Nov. '28. Een interessant betoog wordt door L. Noe gegeven over Het stelsel Colijn". De schr. geeft een commentaar op het werk- programma tot hervorming van de Indische staatsinrichting, dat Colijn in het tweede hoofdstuk van zijn bekend boek ontvouwt en waarvan het kernpunt in de volgende passage is te vinden. „Het zou verregaand kortzichtig zijn te willen ontkennen, dat er in de inlandsche maatschappij krachten beschikbaar zijn-en waarschijnlijk in toenemende mate beschikbaar zullen komen, die rnen in ons bestuursorganisme dit woord nu in zijn breedsten zin genomen nie zonder schade ongebruikt kan laten en die dan ook in een geleidelijk tempo bij dat bestuur betrokken moeten worden op eene wijze, die uitzicht opent op eene medewerkzaamheid, welke geschraagd wordt door verantwoordelijkhei Voor die principieele ommekeer in onze Indische politiek vraagt Codijn een staatscommissie, die deze zaak ter hand zal nemen. Zooals bekend, wil Cohjn daartoe eilandgouvernementen (Java en Sumatra) instellen met eigen regeering onder een centrale Indische Regeering. „Het rassenvraagstuk" door E. Moresco, waarvan m voorgaande nummers de rasonderscheiding in het algemeen werd behandeld, neemt thans m be schouwing het kiesrecht, de inkomstenbelasting en de ambtenaarswedden. Orgaan der Vereeniging ter beoefening van de Krijgswetenschap 1928- 1929 le Aflevering. Het nieuwe vereenigingsjaar opent met een voordracht van den bekenden Majoor van den Generalen Staf j. Fh. Alting von Geusau over „De Reserve-officieren van het Nederlandsche Leger". Hoewel de reserve-officieren in het moederland een veel grooter aandeel in het leger innemen dan hier te lande het geval is en dus de opleiding en oefening noodzakelijk groote verschillen zullen vertoonen, is uiteiaard het behandelde onderwerp ook voor ons leger van groote beteekems en zijn er vanzelfsprekend verschillende vraagstukken in dit verband, die beide legers raken. We mogen echter volstaan met het doen van enkele grepen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1929 | | pagina 85