162 laten. Hierin ligt zeer zeker veel waars, want immers in het sociale leven heeft men liever iemand, wiens werkkring niet wordt onderbroken door het vervullen van de militaire plichten. Wij lazen met groote instemming de woorden van den inleider: „Wat zou toch de lust om R. O. te worden niet geweldig stijgen, indien „er in de biaden eens advertentiën verschenen, waarin sollicitanten gevraagd „werden, met de toevoeging; „R. O. genieten de voorkeur". Zulks zou eigen lijk zoo logisch zijn. Het is toch niet meer dan billijk, dat zij, die zich „bijzondere 'offers getroosten ten bate van de gemeenschap, anderzijds „door die gemeenschap ook bijzonder bevoordeeld worden". Inderdaad zou nog veel kunnen worden gedaan om den Nederlander wat meer liefde voor het leger, wij mogen gerust zeggen, „in te stampen". Tenslotte is het niet onaardig aan te halen de volgende regelen, die door den inleider als variant op een bekend gezegde zijn gebezigd: „In matters of defense, the fault of the Dutch, „Is giving too little and asking too much", een uitspraak, die door velen, die met de verdediging te maken hebben, wel ten volle zal worden onderschreven. De Indische Gids December 1928. Met waardeering vermelden wij een artikel van George Nijpels: Het aandeel van den koloniaal in de geschie denis' van Nederlandsch-Indië", waaruit wij mogen verwijzen naar de woorden: „En als ik nu terugkeer tot zijn gewonen soldatenkring, dan ligt ook „daarin, in zijn gewoon zijn en doen in het garnizoen, een groote vredes- „bestemming, die van orde en rust te verzekeren aan de vreedzame maat schappij. Nu er niet meer te strijden viel, op groote schaal, had men „gemeend den Europeeschen fuselier, den Hollandschen koloniaal verder te „kunnen missen". „Hoe gauw is de geschiedenis van den dag, Indië en Nederland, dit als „een dwaling komen voorhouden. „Ternauwernood was het gebouw der Koloniale Reserve als werfbureau „van den fuselier buiten werking gesteld, omdat men tot de meening was „gekomen 't in Indië wel af te kunnen met de Inlandsche werving en de „Nederlandsche militie, of de communistische relletjes van eind 1926 en „begin 1927 brachten Indië in 't nauw. Indië moest al heel spoedig ervaren „zich zonder den echten Hollandschen koloniaal niet veilig te achten. De „werving werd weer opengesteld. Indië voelt zich, na de aankomst van de „de detachementen kolonialen weer gerust. „Die geruststelling is de jongste bevestiging van het aandeel, dat de „koloniaal toekomt in het opschrift dat aangebracht zal worden op het „monument van den grooten generaal-landvoogd: „J. B. van Heutsz, Gouver neur-Generaal van Nederlandsch-Indië van 1904 tot 1909. Hij schiep orde, „rust en welvaart en heeft de volkeren van Nederlandsch-Indië tot een „eenheid vereenigd". Mochten deze woorden worden uitgelegd in dien zin, alsof het Nederl. Indische Leger het alleen van de „Hollandsche kolonialen" moet hebben, dan kunnen wij ons met die uitlegging niet vereenigen. Naast den Hol landschen koloniaal zijn wij ook aan den Inlandschen (thans niet-Euro- peeschen) soldaat grooten dank verschuldigd. Ook wij zouden echter den Europeeschen soldaat in onze gelederen niet willen missen, al was het alleen maar daarom, dat wij in hem blijven zien het symbool van de gedachte dat door innige samenwerking van Nederlanders en Inheemschen voor deze gewesten het grootste heil is te verwachten. C.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1929 | | pagina 88