cav., 1 afd. berg- en een afd. veld-art., alsmede de gen. Cavalcanti, opvolger van Sylvestre. De sterkte aan personeel, materieel en dieren toont echter een groot incompleet, de opleiding der troepen, dienstplichtigen, laat veel te wenschen over. Den 29sten komt bericht, dat gen. Navarro Batel ontruimd en Monte Arouit bereikt heeft. De colonne is uitgeput, heeft zijn artil lerie verloren en kan den marsch niet voortzetten. Den 2den Augus tus 's morgens wordt Nador, een belangrijke étape op den weg naar Monte Arouit, door de bezetting ontruimd. Den 4den verneemt men, dat Selouan, daags tevoren, heeft gecapituleerd en radio- grafeert Monte Arouit, dat de toestand wanhopig wordt. De posten tusschen die plaats en Melilla zijn verlaten of hebben gecapituleerd, de vijand heeft eenige malen Zoco el Had (Souk el Haddad) in de onmiddellijke omgeving van Melilla beschoten, een sterke harka staat te Nador. Den 5den Augustus zijn van de 16 bataljons, inmiddels uit Spanje aangekomen, 9 verdeeld over de vooruitgeschoven linie tus schen de forten Zoco el Had en Melilla, terwijl de rest de stad Melilla over een omtrek van 10 K.M. bveveiligt. Van alle kanten dringt men bij Berenguer op handelen, i. c. het ontzet van Monte Arouit, aan, ook van de zijde der Regeering. De opperbevelheb ber zendt een exposé aan den Minister, als volgt eindigend: „Reke ning houdend met deze sterkte en alle gebleken incompleet buiten beschouwing latend, valt er niet te denken aan een tegenaanval, hoe zwak ook. Ik ben gedwongen werkeloos te blijven en alle gedachten van hulp aan de colonne-Navarro van mij af te zetten; eiken dag breidt de opstand zich uit en, wat erger is, met den dag worden onaangename gebeurtenissen in de Westelijke zone waarschijnlijker". (21) 195 (2I) Bij Don Damaso predomineert, desniettegenstaande alles, de onder broken actie tegen Raissouli. In zijn meer aangehaald werk, Campanas en el Rif y Yebala, schrijft hij aangaand het exposé: „Het zeer hooge moreel bij het vertrek van de Peninsula (Spanje. C.) had de depressie ondergaan, die jonge troepen altijd ondervinden op het moment, dat zij in het gevecht komen. Die depressie werd nog verergerd door de herinnering aan de jongste on gelukken, hun in den krijg geharde wapenbroeders overkomen, en de inboorling, die hen had verslagen, leek hun een verschrikkelijke persoonlijkheid. Dit zou reeds voldoende geweest zijn, maar de superioriteit van den vijand kwam hun te grooter voor, waar hij beschikte over alle batterijen van het territorium, door hem veroverd, waartegenover wij slechts de batterij, van Ceuta aangekomen, konden stellen, later vermeerderd met de expeditionnaire batterijen, die echter aan een belangrijk incompleet aan materieel en dieren leden." De zelfde Berenguer schrijft evenwel in Querre en Marueccos (en dit geldt tegen eiken I.V.): „Er is veel fantasie bij de berekening van de vijandelijke strijdkrachten in Marokko aan het licht gekomen. Onze berekeningen, op berichten gebaseerd, zijn bijna altijd ver boven de werkelijkheid geweest. Als men rekening houdt met de moeilijkheden van voeding, bevelvoering, onder komen zelfs, hoe sober ook, zal men zonder moeite daaruit afleiden, dat de strijdmacht niet zeer groot kan zijn. Wat de ondervinding heeft bewezen. Om een berekening te maken, de werkelijkheid benaderend, kan men tot basis

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1929 | | pagina 23