3. DE TAAK VAN „ONZE CAVALERIE". door F. KROON. De beide artikelen over bovengenoemd onderwerp in het Februari-nummer, geven mij aanleiding om nog eens en nu ook voor wat mij betreft voor het laatst aan de Redactie om eenige ruimte in het I. M. T. te vragen. In de eerste plaats omdat ik vermeen, dat de basis, waarop de beschouwingen berusten niet zuiver is vastgesteld en verder omdat ik, grootendeels als gevolg daarvan, blijkbaar niet dui delijk genoeg ben geweest, althans niet geheel werd begrepen. Mijn hooggeachte tegenstander, de generaal Lagerwerff, zegt op bladz. 76 bovenaan„Allereerst moet men het eens zijn over de urgentie van verkennen". Zöö gesteld zal wel een ieder het met deze uitspraak eens zijn; dus hier gaapt de kloof, waarover ZijnHoogEdelGestrenge even verder spreekt, niet. Maar in den gedachtengang van den generaal had, naar het mij voorkomt, op deze woorden moeten volgen: „door onze cavalerie ook in onze omstandigheden". En dan scheiden zich de wegen. Helaas heb ik me in mijn vorig artikel laten meetroonen op den m. i. verkeerden weg en wel door in te gaan op het ge- dachtenbeeld van de vorige schrijvers over dit onderwerp. In stede van dadelijk en uitsluitend de volle aandacht te vestigen op de hoofdzaak, heb ik mij er toen (evenals C' zulks in zijn eerste artikel deed) slechts toe bepaald deze hoofdzaak alleen terloops aan te roeren. Deze fout worde nu hersteld. Het groote verschil in opvatting zit, naar ik geloof, in de eerste plaats in de geheel verschillende voorstelling omtrent de taak en het gebruik van onze cavalerie, als deel van een klein leger, dat in geval van oorlog een zeer bijzondere taak heeft heeft te vervullen en in zeer bijzondere omstandigheden zal ver- keeren. Het gaat er niet om hoe men onze cavalerie wel het liefst zou gebruiken bij oefeningen, welker opzet dikwijls om verschil lende redenen ten eenenmale afwijkt van de oorlogsomstandigheden waaronder ons leger zal moeten optreden, maar om de vraag onder welke omstandigheden onze strijdkrachten te land in aan raking zullen komen en blijven met den gelanden tegenstander en welke taak daarbij aan de cavalerie moet en kan worden opgedragen. 197

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1929 | | pagina 25