Ik kan dan ook niet inzien dat wanneer de oefeningen van de
Cavalerie uitsluitend met de oorlogstaak rekening moeten houden,
voor de Artillerie niet juist hetzelfde beginsel zou moeten worden
toegepast.
Alhoewel ik in mijn vorig artikel bekend stelde dat ik de de
fensie buiten mijne beschouwingen wilde houden en wel omdat
daarover naar buiten betrekkelijk weinig bekend is en zeker
zoover het de operatieplannen betreft, zal ik, nu Majoor Kroon
zijne beschouwingen over het gebruik van onze Cavalerie uit
sluitend daarop grondt, de defensie niet geheel ter zijde kunnen laten.
Volgens Majoor Kroon zou bij het onderhanden vraagstuk:
„De Taak van onze Cavalerie in verband met hare organisatie en
bewapening'' uitsluitend de beantwoording van de bovengestelde
vraag in beschouwing mogen worden genomen.
Inderdaad kunnen we dan vlug tot een oplossing komen, wan
neer Majoor Kroon maar zoo vriendelijk wil zijn mij even mede
te deelen, wat de voornemens van den vijand en van de Leger
leiding zijn.
Eerst dan is er kans te kunnen vaststellen onder welke omstan
digheden onze strijdkrachten met den vijand in aanraking zullen
komen.
Logisch niet waarNeen, zegt Majoor Kroon.
Wij weten waar de vijand is gelanddeelen van onze Infanterie
zullen zoo al niet dadelijk dan toch zeer spoedig met hem in
aanraking zijn; de benoodigde gegevens in eersten termijn zijn
dus bekend, voor de deelen van de betrokken divisie welke
verder aangetrokken (kunnen) worden, zijn dan ook geen verken
ningen in eersten termijn meer noodig, ze hebben slechts behoefte
aan deugdelijke beveiliging door Cavalerie en indien de andere
divisie nog kan worden aangetrokken heeft deze niet in de eerste
plaats behoefte aan verkenning in eersten termijn.
Met een enkel woord vermeldt Majoor Kroon dan nog, dat
wanneer het geval zich mocht voordoen, dat de aanraking door
Infanterie niet zoo spoedig wordt verkregen, dan wel verloren gaat,
de luchtstrijdkrachten, de bedoelde patrouilles, spionnen en kond
schappers ons zeker de meest noodige gegevens
zullen kunnen veschaffen, niettegenstaande Z. H. E.Gestr. twee
alinea's te voren er den nadruk op heeft gelegd, dat de gegevens
in eersten termijn ook voor ons wel eens sober en misschien een
enkele maal zelfs wel heel sober zullen zijn. Maar om voor die
verkenningen het Wapen, dat juist door zijne organisatie en
uitrusting voor onze verhoudingen het verkenningsinstrument bij
uitnemendheid is, daarvoor op te leiden, te oefenen en aan te
wenden, daarover mag volgens Majoor Kroon zelfs niet geredeneerd
worden.
We weten nu waarom volgens Majoor Kroon voor onze Cavalerie
ook bij alle oefeningen, beveiligen primair en verkennen secundair
moet zijn.
204