de lucht. Is voor B de strijd in de lucht in gunstigen zin beslecht,
dan kunnen wel de alsdan vrijkomende luchtstrijdkrachten van B
een aardig woordje meespreken in den strijd op den grond.
Met betrekking tot den strijd om het luchtoverwicht is dus het
luchtwapen steeds onafhankelijk; het staat op eigen beenen. Met
betrekking tot den strijd op den grond is het luchtwapen nooit
onafhankelijk, ook al komt de uitdrukking „onafhankelijke lucht
macht" hoe langer hoe meer in gebruik. Het luchtwapen kan in
grijpen in den strijd op den grond, en wel op velerlei manier: het
kan de infanterie door aanvallen van uit de lucht onmiddellijk
steunen, het kan de verbindingen in het vijandelijke achterland
vernietigen, het kan de vijandelijke oorlogsindustriecentra vei-
woesten, maar alle luchtactie staat toch in verband met en is ge
bonden door directe of indirecte behoeften van de infanterie.
De taak van het luchtwapen is dus ook steun verleenen aan de
infanterie, evenals dat de taak is van de andere wapens. En niet
alleen steun verleenen door verkennen, maar ook door vernietigen.
De infanterie zal dan op den duur er niet alleen het meest bij
gebaat zijn, wanneer die vernietiging plaats heeft op het gevechts
terrein iii engeren zin. Zijn er objecten, ver achter het front, die
voor den vijand van vitaal belang zijn en die voor luchtaanvallen
kwetsbaar zijn, dan is het mogelijk, dat men den vijand geen
grootere parten kan spelen dan door die objecten voortdurend te
bestoken, waarvan dan de infanterie op den duur de vruchten moet
plukken.
Beschikt de tegenstander nog over luchtstrijdkrachten, dan vor
men die het hoofdobject, want die vormen niet alleen een groote
hinderpaal voor de bewegingsvrijheid van de infanterie, maar aan
de eigen luchtactie kunnen ze ook nog grooten afbreuk doen.
Thans zullen we de verschillen bespreken tusschen het West-
Eu-ropeesche operatietooneel en dat in Nederlandsch-Indië, voor
zoover die verschillen ongetwijfeld van invloed moeten zijn voor
gebruik van luchtstrijdkrachten in onze omstandigheden.
Voor bespreking komt allereerst in aanmerking de verhouding
van de afmetingen van het gevechtsterrein tot de actieradius van
het vliegtuig in beide gevallen.
Op het Westfront was de lengte van het front zoo groot, dat
voor de uitvoering van iedere opdracht het vliegtuig onmogelijk dat
front kon omtrekken. Kreeg het luchtwapen opdracht voor een actie
boven het vijandelijk gebied, dan moest het dat front oversteken.
Men kon dus er van op aan, dat de tegenstander van het passeeren
van het front op de hoogte was, en dat niet alleen. In het achterland
stond ook iedere vierkante meter onder invloed van militaire
organen. Na het passeeren van het front kon de tegenstander dus
het vliegtuig van den grond op zijn traject blijven volgen, en dus
zijn tegenmaatregelen nemen; desnoods tegenmaatregelen om dat
211